Vanaf het eind van de zeventiende eeuw waren doorgestikte, gewatteerde rokken in de mode in heel Europa. Ze kwamen in allerlei kleuren voor en zijn ook in de collecties van verschillende musea in Nederland te vinden. Het Fries Museum in Leeuwarden heeft er zeven in de collectie en dat is best bijzonder, omdat ze vaak werden hergebruikt als deken.
Dergelijke rokken werden vaak gemaakt door professionele rokkenstiksters. In de Leeuwarder Courant van 12 mei 1762 meldt een van die vrouwen zich: "Men adverteert dat alhier op den 12 May tot Leeuwarden is komen woonen, een Groninger Rokkestikster CATHARINA CREEMERS, Teekent en Stikt Vrouwen Rokken, Deekens, Doop-Dekens, en wat dies meer is: Recommandeert zig in yders gunst, en twyffelt niet of zal elk genoegen geeven, en op ’t civilst behandelen."
Meintje Beucker Andreae (1855-1939), telg uit een Leeuwarder familie van bestuurders, geleerden en verzamelaars, schonk het Fries Museum in 1936 een grote collectie kleding. In die schenking zaten twee gewatteerde rokken uit het begin van de 18de eeuw: één van rode zijde en één van changeant-lila tafzijde, afkomstig uit de familie Beucker Andreae.
Bij de bijna drieënhalve meterwijde rode rok is een geborduurd huisjakje met rijgsluiting van omstreeks 1700. Dat het jakje bij de rok hoort blijkt uit het rode biesje langs de mouwen, dat is van dezelfde rode zijde als de rok gemaakt. Zoiets ontdek je alleen bij nauwkeurig kijken!
Met de opkomst van de sluike Empiremode, aan het eind van de achttiende eeuw, werden de volumineuze rokken overbodig. Het is verbazingwekkend dat er nog zoveel doorgestikte zijden rokken bewaard zijn gebleven. Meestal werden ze hergebruikt als deken. Dan werd de tailleband eraf gehaald, de rokwijdte midden doorgeknipt en werden beide delen aan de kant van de taille aan elkaar genaaid. De beide uiteinden hadden dan een prachtig doorgestikte rand.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie