Wanneer zijn mensen kleding gaan dragen? Een vraag die lastig te beantwoorden is; de natuurlijke materialen die de prehistorische mens gebruikte zijn vergaan, en opgegraven werktuigen als priemen en schrapers bewijzen alleen dat de vroege mens dierenhuiden bewerkte, niet per sé dat mensen er ook kledingstukken van maakten.
De oudste afbeeldingen die mensen tonen met een vorm van versiering of kleding stammen uit ongeveer 40.000 jaar voor Christus. De kleding van ijsman Ötzi, de oudste Europese mummie die ontdekt werd in 1991 in het gletsjerijs van de Ötztaler Alpen, dateert van ca. 3000 jaar voor Christus.
In 2011 echter ontdekten onderzoekers van de universiteit van Florida dat genetisch onderzoek naar luizen wellicht meer inzicht kon bieden in het ontstaan van kleding, en dus mode. Door middel van geavanceerd DNA-onderzoek ontdekten de onderzoekers dat er misschien al rond 170.000 voor Christus een nieuwe genetische afsplitsing is ontstaan van luizen met een voorkeur voor kleding als schuilplaats, een bewijs voor het ontstaan van kleding. De onderzoekers verbinden dit met archeologisch bewijs voor migratiestromen van Afrika naar het Noorden en concluderen voorzichtig dat de kunst van het kleding maken er mede voor heeft gezorgd dat deze migratie op gang kon komen; koudere temperaturen konden nu getrotseerd worden. De luizen reisden gratis mee.
Dit kleine stukje prehistorische luizengeschiedenis laat zien dat de mens altijd in zeer hecht verband met de omgeving heeft geleefd, en dat mens en dier co-evolueerden onder invloed van omgevingsfactoren. Zonder dieren geen huiden, zonder ʻkale’ mensen geen kleding en geen nieuwe luizensoort, en zonder warme kleding geen Noord-Europeanen.
Ondanks deze makkelijk aan te tonen wederzijdse afhankelijkheid heeft de mens een sterke drang om zich met grote stelligheid te onderscheiden van dingen en dieren. Filosofie en wetenschap houden zich al eeuwen bezig met het angstvallig in stand houden van de scheidslijn tussen mensen en dieren, zoals René ten Bos beschrijft in zijn boek Het Geniale Dier. Sinds de Verlichting zijn natuur en cultuur strikt gescheiden domeinen geworden, en de mens wordt gezien als de centrale kracht in de wereld, ook wel antropocentrisme genoemd.
Dingen zijn levenloze hulpmiddelen voor de mens, willoos materiaal mag zonder verder plichtplegingen gebruikt worden voor de menselijke vooruitgang, en wezens met een veronderstelde lagere bewustzijnsgraad dan de (witte, mannelijke) mens mogen onder dingen geschaard worden. De strikte scheiding tussen de mens en al het ‘andere’ heeft een economisch systeem van uitbuiting en uitputting van natuurlijke grondstoffen mogelijk gemaakt door heel slim de ethische verantwoordelijkheid weg te nemen voor alles wat niet ‘menselijk’ is.
Hedendaagse filosofen als Donna Haraway en Bruno Latour stellen zich teweer tegen deze simplistische en in hun ogen schadelijke tegenstellingen, en pleiten voor een houding die de enorme complexiteit en de inherente onderlinge verbondenheid van alles wat zich op deze wereld bevindt wil onderkennen. De filosofie van het posthumanisme borduurt hierop door.
De Utrechtse posthumanistische theoretici Rosi Braidotti en Maria Hlavajova stellen in de inleiding van The Posthuman Glossary dat het hedendaagse posthumanisme een samengaan is van het kritisch posthumanisme dat het humanistische ideaalbeeld van de ‘mens’ bevraagt, en postantropocentrisme, dat de bestaande hiërarchieën tussen soorten in twijfel trekt (Braidotti en Hlavajova 2018:1, vertaling van mijzelf).
Maar wat heeft een dergelijke filosofie met zoiets lichtzinnigs als mode te maken?
Volgens mode-onderzoekers Agnès Rocamora en Anneke Smelik is het nuttig om mode vanuit een filosofisch en theoretisch standpunt te bekijken, omdat het ons helpt om bestaande ideeën en vooroordelen kritisch te bevragen. Onderzoekers kunnen zo tot een beter begrip komen van de gelaagde complexiteit die inherent is aan mode als sociaal, cultureel en materieel fenomeen (Rocamora en Smelik 2016:3, vertaling van mijzelf).
Mode mag dan voor velen een tamelijk frivole en oppervlakkige cultuuruiting lijken, de gevolgen van het maken van mode voor mens en milieu zijn onmiskenbaar en zeer zeker niet oppervlakkig. De mode-industrie is op dit moment verantwoordelijk voor 8.1 % van de totale CO2-uitstoot, en de productie en bewerking van grondstoffen voor mode veroorzaakt ernstige milieuschade.
Het verbouwen van katoen zorgt voor verwoestijning, de productie van bijvoorbeeld goedkope viscose gaat gepaard met het op grote schaal dumpen van chemicaliën. De nabewerkingen van stoffen zoals verven zorgen voor enorme hoeveelheden toxische restmaterialen die vaak direct op rivieren geloosd worden. Slavernij, kinderarbeid en uitbuiting zijn inherent aan het huidige systeem van productie. Een modetheorie gebaseerd op een posthumanistisch filosofisch kader is geen luxe, maar noodzakelijk om de hardnekkige overtuigingen die duurzaam handelen in de weg staan aan te pakken bij de bron.
Posthumanistische filosofie staat een complete omslag in het denken over de wereld voor; als niet de mens centraal staat ontstaat er ruimte om mensen, dieren en dingen als gelijkwaardig te zien in hun constante wederzijdse betrokkenheid. Denken over mode vanuit een posthumanistisch, radicaal inclusief kader laat een licht schijnen op alle wezens en dingen die voor het menselijk gemak “uit de mode zijn geraakt”.
Mode bestaat niet alleen voor mensen, maar ook voor dieren en planten; motten eten mijn trui op, zaden kleven aan mijn broekspijpen zodat ze verspreid kunnen worden, mijten wonen in mijn nachtgoed en doen zich tegoed aan mijn huidschilfers, bacteriën en virussen hangen in bosjes aan mijn ongewassen kleding, de wollen sjaal die ik in het bos verloor dient als voedsel voor schimmels en andere micro-organismen, mijn polyester blouse zorgt ervoor dat onder mijn oksels een ideaal klimaat ontstaat voor bacteriestammen die weinig plezierige geuren produceren. Óók als het een Balenciaga is.
Deze levende wezens maken misschien zelf geen mode, en het zal ze een zorg zijn wat “in” is en wat “uit”, ze zijn er wel steeds zeer dicht bij betrokken. Het is tijd om te laten zien waar, hoe, en waarom, en hoe mensen verantwoordelijkheid kunnen nemen voor al die wezens en dingen die mode mogelijk maken, al was het maar uit welbegrepen eigenbelang.
In mijn volgende blogposts voor Modemuze zal ik steeds een ander actueel modethema uitdiepen, met posthumanistische filosofische begrippen als leidraad.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie