Enige dagen voor de voltrekking van het huwelijk wordt de bruid het wytsnoer aangelegd, aldus ingericht: een band om het hoofd, het haar doorvlochten met band, eene kleine platte ondermuts met...
Enige dagen voor de voltrekking van het huwelijk wordt de bruid het wytsnoer aangelegd, aldus ingericht: een band om het hoofd, het haar doorvlochten met band, eene kleine platte ondermuts met eene opening er boven in, waarop het haar als een krans gelegd is; hierop wordt de foarflechter geplaatst, welke niet met kamerdoek bekleed is, maar van achteren een driekant flipje met tandjes heeft; rondom den foarflechter twee haarvlechten met band doorstrengeld, (de bruidsfrissel), ter zijde de wangen de kleine afhangende lokken, en eene gouden voorhoofdsnaald. Over dit alles wordt een kamerdoeksche vierkante sluier gehangen met brede zoomen en opengewerkt randje; deze wordt in het midden met spelden vast gestoken en de van daar afhangende punten zijn met wit garen akertjes versierd. De bruidssluier is gemaakt van wit linnen. De 4 randen zijn afgewerkt met een open zoom. In een der hoeken staan de initialen D.T. gewerkt in wit garen. In het midden van de doek staan ter weerszijden van een ruitvormig motief de letters H.H., fors en eveneens met wit garen gewerkt. Waarschijnlijk hebben er ooit 4 garen akertjes aan deze sluier gezeten.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie