Huipil

Materiaal: ongebleekt commercieel katoen Techniek: geweven op een heupweefgetouw De "huipil" bestaat uit twee weefbreedtes, die zodanig aan elkaar gezet zijn dat er een halsopening overblijft. De schouderpas wordt opgesierd door witte geribde geweven strepen in groepen van drie. De onderzijde is afgewerkt met verschillende kleuren kunstzijde in knoopsgatsteek (rood, groen, roze, geel). Onder de halssplit zijn strengen oranje kunstzijde door de stof heengevlochten; aan weerszijden daarvan hangen de draden als kwastje naar beneden. Deze "huipil" wordt over de rok heen gedragen; rok 5075-129,-233, 234; en "rebozo" 5075-130,- 131,-132. De traditionele vrouwendracht in Yalalag bestaat uit een witte “huipil”, wikkelrok, ceintuur met “soyate” en een witte “rebozo”, omslagdoek. Daarnaast hadden de vrouwen ook een complexe haardracht dat sterk lijkt op een tulband. De “huipil” bestaat uit twee delen en het meest opvallende deel zijn de kwasten die onder de nekopening aan de voor- en achterzijde bevestigd zijn. Voorheen waren de kwasten wit, maar tegenwoordig wordt de voorkeur gegeven aan gekleurde exemplaren. Feesthuipiles hebben een strook geborduurde bloemen aan de voorzijde naar beneden lopen. In Yalalag worden de “huipiles” los over de wikkelrok gedragen. Unbleached commercial cotton and artificial silk yarn. Two panels. White background with white weft-faced pattern on the shoulders. Bottom edge finished by machine, with a different colour of yarn used every 3 cm. Slit as neck opening, on both sides (back and front) ending in a horizontal orange plait, woven through the fabric and plaited into 34 cm long fringes falling downwards. Worn with enredo (similar to 5075-129/233/234) underneath, and with rebozo (similar to 5075-130/131/132). Provenience: Yalalag, Dist. of Villa Alta, Oax. Acquired 1950 in Oaxaca City, bought from a Yalalag woman by Ruth Carolus.