Volendam, Vrouw, zondagse dracht, Vera Moonen 1985; De bovenrok wordt tegen vuil worden beschermd door een schort. Dit schort is 's zondags als het kletje gedragen wordt een boezel, door de week...
Volendam, Vrouw, zondagse dracht, Vera Moonen 1985; De bovenrok wordt tegen vuil worden beschermd door een schort. Dit schort is 's zondags als het kletje gedragen wordt een boezel, door de week en met werk een bontje. De boezel: Omstreeks 1850 droeg de Volendamse vrouw zondags een zwart wollen voorschoot met een breed geruit zijden bovenstuk. Omstreeks de eeuwwisseling waren de bovenstukjes nog altijd geruit, alleen voor hoogtij waren zij van zijde. Later gebruikte men voor het bovenstukje witte zijde bedrukt met kleurige bloempatroontjes. Net als bij de kraplap werd omstreeks begin jaren veertig het zijden bovenstukje van wit satijn, waarop gekleurde bloemen in boeketvorm gespoten werden. Na ongeveer het midden van de twintigste eeuw werden de boeketten machinaal geborduurd en ongeveer een decennium later wordt hierin ook gouddraad of lurex verwerkt. Zwart wollen stof "kletjesgoed", stikkie versierd met bedrukte kleurige bloemen, de bovenzijde zeer fijn geplooid in een blauw satijnen band gezet, alleen in het midden enkele cm. glad gehouden, twee blauw wollen schortbanden, de tailleband en het stikkie gevoerd met witte katoen.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie