Schouderdoek

Toba Batak doeken worden 'surisuri' genoemd als ze de volgende kenmerkende eigenschappen hebben: -Diep indigoblauw kleur, ooit (en nog wel eens) verkregen door plantaardige verfstof (nu voornamelijk door gebruik van chemische kleurstoffen) -Zijbanen (sisi) (tevens de zelfkanten) die relatief smal (4-6 cm.breed) zijn vergeleken met andere soorten Batak doeken. -Dunne kettingstrepen (20-40) van wit of licht blauw in het middenveld, allemaal van dezelfde breedte. Surisuri betekent "kam"; de strepen worden vergeleken met de tanden van een kam (Jasper en Pirngadie 1912:226). -Franjes aan beide uiteinden van de doek gemaakt van ineengedraaid, overblijvende scheringdraden -Getwijnde inslagrand in de franje waarin de kleuren rood en wit heersen. -De ikatmotieven, als ze aanwezig zijn, worden in 3 of 5 banden gevonden in het middenveld van de doek. De benaming si tolu (drie) tuho (ikatbanden), alsmede de benaming si lima (vijf) tuho (ikatbanden) zijn afgeleid van deze versiering. Het komt voor dat de Bataks de benaming si tolu tuho gebruiken ongeacht het aantal ikatbanden, (of drie of vijf). De complete benaming is surisuri si tolu tuho of surisuri si lima tuho. -Vaak zijn er een aantal witte inslagdraden in een of beiden uiteinden van de doek. Deze vallen niet op omdat de doek een kettingrips structuur heeft. Deze doek bestaat uit twee aanelkaargenaaide 'surisuri' doeken. Volgens de museumgegevens is de doek afkomstig van het Karogebied. Als hij door de Karo werd genaaid, zou hij daarom misschien de benaming 'sambat' (samengevoegd) hebben gehad. Waarschijnlijk zijn de doeken niet door de Karo aan elkaar genaaid, maar misschien wel door het museum. Vervaardiging De surisuri textiel is met indigo geverfd. De doek bestaat uit twee apart geweven lappen die machinaal aan elkaar zijn genaaid.