Vanaf de jaren 70 daalde de binnenlandse populariteit van de chullo. Nieuwe generaties associeerden de Peruaanse muts met armoede en wilden zich niet meer met traditionele kleding onderscheiden. Internationaal begon de chullo echter aan een opmars.
In andere Westerse landen werden Parijse ontwerpen als superieur beschouwd en men had liever een goede kopie van een Parijs model dan een origineel van een ontwerper uit eigen land. Parijs voorzag in de vraag door zogenaamde licenties uit te geven: een modehuis kon een patroon van papier of stof (toile) kopen en kreeg een lijst me alle leveranciers die ook door het Parijse huis werden gebruikt.