De titel van de tentoonstelling, En tóch staat de Martini, is ontleend aan een boekje dat al snel na de bevrijding verscheen. Het vertelt het verhaal van ‘Groningen onder Duitsch schrikbewind’. De auteurs gebruikten de Martinitoren als symbool voor heel Groningen: er was veel geleden, maar in de kern hadden de Groningers zich er wél doorheen geworsteld. De trots van Groningen, de Martinitoren, bleek onverwoestbaar.
De expositie staat stil bij vele facetten van de oorlog en de bezetting in Stad en Ommeland. Verzet en collaboratie komen aan bod, net als de vervolging van de Joodse gemeenschap. Maar ook het leven van al die mensen die niet vervolgd werden, en het liefst hun gewone leven wilden voortzetten.
De blijdschap van de teruggewonnen vrijheid kwam tot uitdrukking in een groot aantal ‘bevrijdingsrokken’ of ‘Nationale Feestrokken’. Overal in Nederland maakten vrouwen in de jaren na 1945 zulke rokken, naar een idee van verzetsstrijdster Mies Boissevain. Ook in Groningen was er veel enthousiasme. Na een oproep van het Groninger Museum bleek dat veel rokken bewaard zijn. Bijna veertig ervan zijn in de tentoonstelling te zien.