Tientallen van te vinden in de Modemuze collecties, maar ze kennen hun draaggeschiedenis ruim 16.000 km op afstand van Nederland: de boombastdoek – ook wel tapa.[1] De doek uit het koninkrijk Tonga, een eilandengroep 300 km ten oosten van Fiji, wordt daar al eeuwenlang gebruikt en gedragen. In dit blog lees je waarom vooral vrouwen een belangrijke rol spelen in het maken, tonen en schenken van de doeken. Maar ook vertel ik waarom de doeken symbool staan voor kracht en verbintenis.
Tonga is de enige overgebleven constitutionele monarchie in Polynesië. Iedereen in Tonga gebruikt boombastdoek tijdens allerlei ceremoniën, zoals geboortes, huwelijken, begrafenissen, verjaardagen en sportwedstrijden (fig. 10). In een koninklijke context, ondergaat de ceremonie een schaalvergroting wat een goed zicht biedt op het belang van boombastdoek in de Tongaanse samenleving.
In het maken van boombastdoeken stoppen vrouwen liefde (‘ofa) die uitgedrukt wordt door de schoonheid van de presentaties. Hieronder licht ik dat maakproces stapsgewijs toe.
De boombastdoek wordt gemaakt van de binnenkant van de papiermoerbeiboom (hiapo) – een soort die tussen de eetbare gewassen gekweekt wordt. Het planten van hiapo gebeurt doorgaans van november tot mei, tijdens het regenseizoen. Na anderhalf tot twee jaar is de bast zilverkleurig wit en snijden mannen de boompjes dicht bij de wortels af.
Dan nemen de vrouwen het werk over. Ze verwijderen de bast en scheiden dan de binnenbast van de zilverkleurige buitenbast (fig. 3). Deze witte stroken of tutu drogen in paren, worden vervolgens opgerold en bewaard tot het kloppen begint.
In het maakproces luiden de melodieuze, ritmische klopgeluiden die de hartslag van de eilandengroep vormen. De vrouwen slaan de tutu-stroken op een lang, houten aambeeld (tutua) ondersteund door verse groene soepele takken, met aan elk einde een omgekeerde kokosnoot. De zware klopper (ike) is van hard toa-hout (Casuarina equisetifolia) en heeft vier zijden (fig. 4). Drie zijn in de lengte gegroefd om het spreiden van de vezels te bevorderen; één zijde is glad om het stuk glad te kloppen. Het kloppen vergt veel vaardigheid, kracht en uithoudingsvermogen (fig. 5).
De vrouwen lijmen de gedroogde, geklopte stukken (feta‘aki) aan elkaar tot lange stroken. Dit wordt gedaan met een doormidden-gesneden, halfgekookte tapiocaknol die met het zetmeelrijke deel op de stof gewreven wordt. Tegenwoordig gebruiken ze ook lijm van gekookte bloem, waaraan kerosine is toegevoegd om insecten af te weren. De lange banden dienen later als boven- of onderlaag van de grote boombastdoek.
De kleuren op zowel historische als hedendaagse boombastdoeken uit Tonga variëren van bruintinten naar roodbruine kleuren tot echt zwart. Natuurlijke verfstoffen maken, is erg arbeidsintensief. Jongens schrapen de bast van de koka (Bischofia javanica) waarna de stukjes in water geweekt, door vrouwen uitgewrongen worden (fig. 6). Om de zwarte kleur te verkrijgen, wordt kemirinoot (Aleurites moluccana) in een metalen kom verbrand en het afgeschraapte roet met koka verfstof gemengd.
Een wrijfbord in reliëf (kupesi) gemaakt van kokospalmblad en pandanusblad dient ter versiering van boombastdoeken (fig. 7). Het wordt onder de doek gelegd. Met een vodje gedipt in verfstof, wrijven de vrouwen net zolang over de doek tot de motieven naar boven komen.
Elk motief heeft zijn eigen naam en vertelt vaak op een abstracte manier wat over gebeurtenissen op de eilanden. Soms zijn er koninklijke emblemen in verwerkt. Zo fungeren deze borden als een soort geschiedenisboek (fig. 8).
De kupesi worden nog steeds van generatie op generatie doorgegeven, maar de toegang tot de kupesi is meer democratisch. Ze kunnen in het bezit zijn van een vrouwengroep of een erfstuk zijn van een individu.
Koka‘anga is het proces waarbij vrouwen verschillende vellen boombastdoek versieren en samenvoegen tot een groot doek. Het is een echte groepsactiviteit: de vrouwen grappen, zingen en praten tijdens het werk, terwijl de kinderen rondom spelen.
Ongeveer veertien vrouwen, zittend aan weerszijden van een lage bank, lijmen een onderlaag en een bovenlaag loodrecht op elkaar en wrijven de motieven op de doeken. Per bank-deel worden zo twee stroken (langanga) afgewerkt die telkens weer opgerold worden. De acties van lijmen, wrijven, rollen en tillen worden herhaald tot er tien, vijftig of honderd langanga zijn verkregen.
De vrouwen nummeren de verschillende langanga met een penseel van pandanusvrucht op de onversierde randen (tapa) (fig. 9). Wanneer een doek klaar is, leggen ze het op een grasvlakte om te drogen. Stenen, takken en kokosnoten zorgen ervoor dat het niet wegwaait.
Tegenwoordig wordt de onderlaag en soms zelfs de bovenlaag vervangen door een synthetische non-woven stof zoals Vlieseline. Dit is uiteraard minder werk. Meestal maakt men de laatste beschildering pas wanneer de doeken nodig zijn voor een ceremonie. De geweven motieven worden dan met een pandanusvruchtpenseel in zwarte verf verduidelijkt.
Fig. 9: Verschillende stappen in het koka‘anga proces: boven links: kupesi vastmaken op een ronde bank. Kolomotu‘a, Tongatapu, 14 maart 2003 boven rechts: verf wrijven om een visnetpatroon te verkrijgen; onder links: het boombastdoek oprollen naar een zijde van de bank. Tofoa, Tongatapu, 22 februari 2003; onder rechts: een lau nima (50 langanga lange boombastdoek) uitrollen om te drogen. Kolomotu‘a, Tongatapu, 29 februari 2003. Foto’s: auteur.
Van het kweken van de bomen tot het beschilderen van doeken met motieven: het maakproces is een bij uitstek vrouwelijke activiteit. Tongaanse vrouwen van hoge en lage rang leggen met motieven verhalen vast over hun leiders, over politieke gebeurtenissen en sociale veranderingen (fig. 11).
Nog altijd zijn Tongaanse vrouwen trots dat ze de grootste hoeveelheid boombastdoek produceren in de hele Pacific. Ze maken het om mensen te kleden die bijzondere ceremoniën doormaken.
Vrouwen vergroten daarmee hun prestige, niet alleen door hun plicht te doen voldoende koloa te maken, maar ook door de zintuigen te prikkelen: via boombastdoek laten Tongaanse vrouwen hun kracht zien, en vormen, verbinden en beheren ze familie- en gemeenschapsrelaties binnen Tonga en daarbuiten (fig. 12).
Als teken van appreciatie wordt een lange boombastdoek naar de dansers gebracht die deelnemen aan de kroning van Tupou V. Pangai Lahi, Nuku‘alofa, Tongatapu, Augustus 2008. Foto: auteur.
In 2020 kreeg Tunakaimanu Fielakepa (1936) een Prins Clausfondsprijs voor haar betrokkenheid bij de levende boombastcultuur van Tonga. Ik heb sinds 2003 het geluk met haar samen te mogen werken. Zie ook https://princeclausfund.org/laureate/tunakaimanu-fielakepa of het onderstaande YouTube-fragment.
Veys, Fanny Wonu. 2015. "A Feast for the Senses: Barkcloth during Royal Ceremonies in Tonga." In Made in Oceania: Proceedings of the International Symposium on Social and Cultural Meanings and Presentation of Oceanic Tapa, edited by Peter Mesenhöller and Annemarie Stauffer, 42-57. Cambridge: Cambridge Scholars Publishing.
Veys, Fanny Wonu. 2017. Unwrapping Tongan Barkcloth: Encounters, Creativity and Female Agency, Textiles. London; New York: Bloomsbury Academic.
Veys, Fanny Wonu. 2020. "‘White for Purity, Brown for Beautiful Like Us and Black Because it is Awesome’." In Material Approaches to Pacific Barkcloth: Cloth, Collections, Communities, edited by Frances Lennard and Andy Mills, 167-176. Leiden: Sidestone Press.
Veys, Fanny Wonu. 2020. "Weaving through non-woven; een voorbeeld uit Tonga." Studies in Textiel 8:17-39.
Addo, Ping-Ann. 2013. Creating a Nation with Cloth. Women, Wealth, and Tradition in the Tongan Diaspora. Vol. 4, ASAO Studies in Pacific Anthropology. New York, Oxford: Berghahn.
[1] Alhoewel in Europese talen het woord ‘tapa’ vaak wordt aangehouden kent het op verschillende een eigen term, zo wordt op Tonga vooral ngatu doorgaans gebruikt. Maar elders ook termen als masi, ahu, siapo.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie