De Nederlandse vissers die in de tweede helft van de 19de eeuw in de Schotse wateren en bij de Shetlandeilanden visten, zagen daar hoe de lokale vissers zich kleedden in comfortabele truien. Gebreid goed als bovenkleding: dát was nieuw, want voor die tijd werd het voornamelijk als onderkleding gedragen.
In Engeland droegen de vissers al langer truien als bovenkleding, warm en comfortabel. De Nederlanders namen deze gewoonte over en de trui werd een algemeen gedragen kledingstuk door vissers uit het hele land. Ze werden vaak gedragen in plaats van het baadje of rokkien.
De trui werd rondgebreid en versierd met kabels en andere motieven. Aanvankelijk zullen de Schotse truien als voorbeeld hebben gediend. De breisters kozen de motieven die ze zelf mooi vonden, maar omdat ze ook bij elkaar de kunst afkeken ontstonden veel plaatsgebonden kenmerken en kun je aan de trui vaak zien uit welke plaats de drager kwam.
Gebreid door je oma of van een 'sweater-tricot': een trui ligt tegenwoordig wel bij iedereen in de kast. Maar breiwerk was ooit zeer exclusief en alleen weggelegd voor de allerrijksten. Lees meer over de ontwikkeling van een specifiek soort breiwerk in 'De invloed van tricot in de mode'.
Hilde Cammel, 'Het Urker Baadje: versteld en opgelapt voor een lang leven' op Modemuze.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie