In de tentoonstelling Accessories are a Girl’s best Friend in het Tassenmuseum Hendrikje wordt je meegenomen in een dag van accessoires. In drie blogposts wordt telkens een dagdeel besproken. In deze tweede blog staat het middagdeel centraal. Welke accessoires draag je specifiek in de middag, en welke juist niet?
De middag werd vaak gebruikt om naar buiten te gaan, op bezoek bij vrienden, te winkelen of te wandelen. Met name accessoires als hoeden, parasols, handschoenen en wandelstokken werden gedragen. Zonder hoed en handschoenen ging niemand de deur uit. Na 18.00 uur deed je geen hoed meer op als dame, maar zorgde je voor een diadeem of tiara.
Op visite gaan was niet alleen voor de gezelligheid, maar ook om sociale relaties te bestendigen. Om je bezoek aan te kondigen gaf je een visitekaartje af bij aankomst. Met name in de 19e eeuw was het gebruik van visitekaartjes op zijn hoogtepunt. De visitekaartjes nam je mee in een mooie houder.
In de 19e eeuw ging men er steeds meer op uit, om bijvoorbeeld te wandelen. Om als dame een bleke teint te behouden droeg je een parasol. Om je warm te houden kon je een kashmir sjaal omslaan. Deze sjaals waren met name in de Empireperiode (1795-1815) populair, als gekleurd contrast van de witte eenvoudige japonnen.
In de 20e eeuw ontstond het gebruik om aan het eind van de middag of na werktijd cocktails te drinken. Naarmate vrouwen meer gingen werken en buitenshuis kwamen, namen zij hier ook aan deel.
Tegenwoordig is een visitekaartje handig om jezelf te presenteren vanuit zakelijk oogpunt. Sommigen besteden er veel zorg aan, anderen minder. Waar wij er nu veel losser mee omgaan, werd er in vroegere tijden veel aandacht aan besteed. Met name in de 19de eeuw was het gebruik van visitekaartjes op zijn hoogtepunt. Koningin Victoria en keizer Wilhelm II waren erg gecharmeerd van het gebruik van visitekaartjes en droegen zo bij aan de verspreiding ervan. Tot begin 20ste eeuw waren er strenge gebruiken en regels rondom het gebruik van visitekaartjes.
Op visite gaan was niet alleen voor de gezelligheid maar ook om sociale relaties te bestendigen. Een visite duurde maar kort, rond de 15 minuten, en vond meestal plaats in de ochtend. Om je bezoek aan te kondigen gaf je een visitekaartje af bij aankomst, of als er niemand thuis was. De visitekaartjes nam je mee in een mooie houder. Dames droegen deze aan hun chatelaine of in hun tas, terwijl heren de visitekaarthouder in de zak van hun jas wegstopten.
Een heer die een dame begroette kon haar een hand geven, maar dan moest hij wel eerst zijn rechterhandschoen uit doen voordat hij haar een hand gaf. De dame hield haar handschoenen aan. Binnen deed een heer zijn hoed af en zijn handschoenen uit, terwijl een dame haar handschoenen aan en haar hoed op mocht laten. Bij het eten deed ze wel haar handschoenen uit.
De handschoenen pasten bij de kleding qua kleur en materiaal. Ze hoefden dus niet altijd wit te zijn. Overdag droegen mannen en vrouwen korte handschoenen tot aan de pols. Bij de heren bleef dit ook voor avondhandschoenen het geval, terwijl dames bij een avondjapon langere handschoenen droegen. Na de jaren ’50 raakten handschoenen uit de mode voor dagelijks gebruik.
Al in de 11de eeuw werden er in India, in Kashmir, sjaals geweven. Vanaf de 15de eeuw ontstond de vorm met een effen middengedeelte en patronen langs de randen. De sjaals werden in de hogere kringen en aan het hof gedragen. De grote sjaals waren erg kostbaar doordat het vaak maanden duurde om ze te maken. Aan het einde van de 18de en in de 19de eeuw waren de geïmporteerde sjaals ook erg populair in Europa. Vooral bij de lichte empire kleding begin 19de eeuw pasten de kashmir sjaals erg goed. De kleuren van de sjaal contrasteerden met de witte en lichte kleding. De sjaal zorgde ook voor warmte. De sjaals werden gedrapeerd omgeslagen, en binnen en buiten gedragen.
Begin 19de eeuw konden de sjaals ook in Europa geweven worden door de uitvinding van de jacquardmachine, waarmee er niet meer met de hand geweven hoefde te worden. De patronen werden aan de Europese mode aangepast, en de sjaals waren makkelijker verkrijgbaar. Aan het einde van de 19de eeuw raakten de grote kashmir sjaals uit de mode. Na 1870 droegen modieuze dames de sjaals niet meer, juist omdat ze zo gemakkelijk verkrijgbaar waren.
De 18de eeuw wordt ook wel de Pruikentijd genoemd. Zowel mannen als vrouwen droegen allerlei soorten pruiken. Kapsels speelden een grote rol in de uitbundige kledingstijl van die tijd. In de tweede helft van de 18de eeuw nam het volume van het haar steeds meer toe. Dit was voor kappers en hoedenmakers een enorme uitdaging. Kappers werkten met echt én vals haar om een zo hoog mogelijk kapsel te krijgen. Rond 1770 was het kapsel op zijn hoogst. Pruiken waren zeer in trek. Pruikenmakers creëerden de meest buitenissige vormen en vrouwen liepen bijvoorbeeld met een zwaan, wolf of pauw op hun hoofd. Ook verwerkten kappers objecten in het haar, zoals een miniatuur zeilboot, naast de meer gebruikelijke veren, strikken en linten.
In tegenstelling tot de paraplu wordt de parasol geassocieerd met mooie zonnige dagen. Zo lijkt de reputatie van een frivool accessoire gevestigd. Vanaf de 17de eeuw doet de parasol in Noord-Europa zijn intrede. Het zijn voornamelijk vrouwen die een parasol dragen, als bescherming tegen de zon. De vorm en de grootte van de parasol hangt samen met de heersende mode. De stok was van hout, ivoor of been en vaak bewerkt. Het dek kon van katoen zijn maar was meestal van zijde. De grootte van de parasol hing direct samen met de grootte van het kapsel, dat wil zeggen dat als het kapsel groot was, dan was de parasol dat ook. Het dek matchte vaak bij de kleding qua kleur of patroon. Er waren parasols die je ook als wandelstok kon gebruiken. Net als de mitaines waren de parasols bedoeld om de blanke teint te behouden. Na de Eerste Wereldoorlog raakt de parasol als accessoire uit de mode.
Niemand ging vroeger de deur uit zonder hoofdbedekking. Zowel mannen als vrouwen droegen buitenshuis vrijwel altijd iets op hun hoofd: een hoed, een pet of een muts. Hoeden waren voor heren, petten voor mannen. Voor mannen golden andere regels dan voor vrouwen. Een heer tilde zijn hoed op bij het groeten van een dame of een hogergeplaatste heer. Binnenshuis werd de hoed afgezet. Een dame hield haar hoed juist op, op elke plek behalve haar eigen huis. Een hoed is een uitgesproken accessoire voor overdag. Na 18 uur ’s avonds droeg ze nooit een hoed, maar koos ze voor een diadeem of tiara.
Rond 1900 waren de hoeden op zijn grootst. De hoedenmode beleefde een laatste hoogtepunt na de Tweede Wereldoorlog, ontwerpers als Dior en Balenciaga maakten hoeden met bijzondere vormen voor allerlei gelegenheden, zoals cocktailhoedjes. Na 1955 raakte de hoed uit de mode, nu dragen we de hoed alleen op officiële momenten, zoals een bruiloft of Prinsjesdag.
In de tweede helft van de 19de eeuw ontstaat er meer aandacht voor het buitenleven. Kunstenaars trokken de natuur in, in plaats van alleen in hun studio te werken. Wandelen en picknicken waren geliefde activiteiten. Enkellaarsjes, met hooguit een kleine hak, werden vaak naar buiten gedragen. Er kwam steeds meer aandacht voor gezond leven en sportieve activiteiten voor zowel mannen als vrouwen in de tweede helft van de 19de eeuw. Speciale sportkleding verscheen pas in de 20ste eeuw.
De stok kon dienen als steun of als wapen, maar was vooral een mooi accessoire. In de 18de en 19de eeuw, en de eerste helft van de 20ste eeuw, droegen zowel jonge mannen als oudere heren een wandelstok, ook als ze nog goed ter been waren. Ook dames gebruikten een wandelstok. De stokken waren gemaakt van mooi hout. Het duurste onderdeel was de knop. Knoppen van wandelstokken werden gedecoreerd met kostbare materialen en waren een teken van voornaamheid en autoriteit.
De tentoonstelling Accessories are a Girl’s best Friend is nog tot en met 28 januari 2018 te zien in Tassenmuseum Hendrikje.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie