Doek

Blauwe lap stof met rood en wit uitsparingmotief (zie M6-46). In het midden van de donkerblauwe lap is een rood wit vierkant afbindmotief (45 x 45 cm); de zijden van het vierkant maken een hoek van 45 graden met de zijden van de lap. Op elke korte zijde is nog net zo'n half vierkant; op de lange zijden twee zulke halve vierkanten. In het midden van de lap stof is met behulp van kleine plooitjes een vierkant afgebonden; toen zijn daaromheen 6 halve vierkanten geplooid en afgebonden. (De zijden van de lap vormen de diagonalen in deze zes halve vierkanten; of eigenlijk de lange zijden van de zes driehoeken dus). Elf andere lappen werden net zo afgebonden. Toen heeft Mohamed dit dozijn met synthetische verf geverfd; de afgebonden gedeeltes rood, de rest donkerblauw. Nadat de afbindingen losgemaakt waren werden de lappen ter afwerking beklopt (zie M6-46). Exact hetzelfde patroon (of bijna hetzelfde) is te zien op een foto in Wahlman's boek (Wahlman,1974,p.13). Het patroon op de foto heeft precies dezelfde indeling qua vierkanten als deze lap maar alleen is niet goed te zien of die vierkanten ook gemaakt zijn met behulp van plooitjes ("Balanji," zie M6-47) ofwel ingenaaid (als voor "Surssuru", zie M6-46 of "Siti", zie M6-47). De foto is interessant omdat hij vóór 1974 gemaakt werd; m.a.w. het patroon is minstens 10 jaar oud. Dit patroon zal in Makeni ongetwijfeld zijn eigen naam hebben; het is hoogst onwaarschijnlijk dat deze naam een samengestelde naam zal zijn waarin ook het woord Balanji voorkomt. Volgens Gerbrands is een bestaand patroon, ook bestaande uit halve vierkanten gemaakt met behulp van plooitjes Basguinea genoemd en niet b.v. Skwaya Balanji (Het patroon Basguinea heeft géén vierkant in het midden; het bestaat uit vier halve vierkanten, op elke zijde van de lap één.