Doekje voor de rode en de witte bruid

 

Het doekje is gedragen door Trijntje van Jacob, overgrootmoeder van Trijntje Bootsman (68), wonende op de R.W., Marken. Ofschoon het doekje in de week nooit gedragen wordt, is het toch van grote...

Doorzoek de website met tags
Maker
onbekend
Objectnummer
004951
Instelling
Zuiderzeemuseum Enkhuizen
Periode
1800 - 1900
Credits
Zuiderzeemuseum Enkhuizen
Herkomst
aankoop 1954-08-19

Het doekje is gedragen door Trijntje van Jacob, overgrootmoeder van Trijntje Bootsman (68), wonende op de R.W., Marken. Ofschoon het doekje in de week nooit gedragen wordt, is het toch van grote betekenis in de Marker dracht. Vrijwel alle schakeringen van iemands persoonlijke situatie, worden in dit doekje tot uitdrukking gebracht. In de aangehechte 'akertjes' wordt deze uitdrukking nog versterkt. Het gewone halsdoekje voor de zondag is van een roodgeruit katoentje een iets donkerder ruit is voor lichte rouw voor zware rouw draagt men een geheel zwart doekje of met een ietsje wit erin. Op hoogtijdagen draagt men doekjes die mooi versierd zijn: - het wit linnen doekje versierd met kant eromheen, stop-en sneewerk en de witte garen akertjes, wordt door de witte en de rode bruid op de tussenzondag gedragen, en door meisjes en vrouwen op Pinkster I en III en met de belijdenis - het wit linnen doekje met rood, (met rood geborduurde lommerdjes en schuintjes) wordt door de rode en de witte bruid gedragen op de dag van het aantekenen. Het wit linnen doekje met zwart wordt gedragen door de vrouw die belijdenis doet, wanneer zij in de rouw is en bij een doopplechtigheid, rouw of geen rouw. Wit linnen stof, de zoom is overstoken, langs de zoom aan de binnenzijde een randje borduurwerk, rondom is een "kantje" gehaakt, de versiering alsmede de initialen T.J. in friese letters zijn gewerkt in terra/rode zijde, trensjes in terra zijde, voor bijzondere gelegenheden (zie tekst). Het doekje is gedragen door Trijntje van Jacob, overgrootmoeder van Trijntje Bootsman (68), wonende op de R.W., Marken. Ofschoon het doekje in de week nooit gedragen wordt, is het toch van grote betekenis in de Marker dracht. Vrijwel alle schakeringen van iemands persoonlijke situatie, worden in dit doekje tot uitdrukking gebracht. In de aangehechte 'akertjes' wordt deze uitdrukking nog versterkt. Het gewone halsdoekje voor de zondag is van een roodgeruit katoentje; een iets donkerder ruit is voor lichte rouw; voor zware rouw draagt men een geheel zwart doekje of met een ietsje wit erin. Op hoogtijdagen draagt men doekjes die mooi versierd zijn: - het wit linnen doekje versierd met kant eromheen, stop-en sneewerk en de witte garen akertjes, wordt door de witte en de rode bruid op de tussenzondag gedragen, en door meisjes en vrouwen op Pinkster I en III en met de belijdenis; - het wit linnen doekje met rood, (met rood geborduurde lommerdjes en schuintjes) wordt door de rode en de witte; bruid gedragen op de dag van het aantekenen. Het wit linnen doekje met zwart wordt gedragen door de vrouw die belijdenis doet, wanneer; zij in de rouw is en bij een doopplechtigheid, rouw of geen rouw.Dit doekje is gedragen door Trijntje van Jacob, overgrootmoeder van Trijntje Bootsman, die woonde op de Rozewerf, op Marken. Het witte, linnen doekje met rode, geborduurde lommerdjes en schuintjes wordt door de rode en de witte bruid gedragen op de dag van het aantekenen. Op het doekje zijn de initialen ’T J’ geborduurd, die staan voor Trijntje van Jacob. Aan het doekje zijn, ter versiering, akertjes van witte kraaltjes bevestigd met gouden, tulpvormige haakjes. De gouden akerhaakjes werden gebruikt aan de ‘garen akertjes’, of de antieke, witte, kralen akertjes. Ze werden op Marken bij verschillende gelegenheden gedragen.

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie