Dit witte hoofdkapje voor jongens is gemaakt van katoen en is op de bovenzijde en over de gehele rand bestikt met wit garen. Op de bovenzijde bestaat het patroon uit een centrale bloem omringd met...
Dit witte hoofdkapje voor jongens is gemaakt van katoen en is op de bovenzijde en over de gehele rand bestikt met wit garen. Op de bovenzijde bestaat het patroon uit een centrale bloem omringd met cirkels, aan de rand bestaat het uit meanderende lijnen. Dergelijke hoofdkapjes worden traditioneel onder de hoofddoek (ghutra of shimagh) gedragen. Mogelijk zijn ze oorspronkelijk bedoeld om de hoofddoek te beschermen tegen natuurlijke haaroliën. (Colyer Ross 1981, pp. 39, 40) Het wordt in combinatie met een overjas, enkellange katoenen lichaams-shirts met lange mouwen (Arabisch: thob), een hoofddoek en hoofdkabel gedragen tijdens een van de islamitische feesten zoals het Suiker- en het Offerfeest, of bij feesten in de familiekring. Dit hoofdkapje is aangeschaft in een mannenkledingwinkel in Djedda als onderdeel van een jongensoutfit voor een van de religieuze feesten of partijen in familiekring. De outfit is in samenspraak met de verkoper samengesteld en bestaat uit een thob met inv. nr. RV-7070-22 en een feestelijke overjas (Arabisch: degla) met inv. nr. RV-7070-28, een rood-wit geblokte hoofddoek (Arabisch: shimagh) met inv. nr. RV-7070-24 met een hoofdkoord om de hoofdbedekking op zijn plaats te houden (Arabisch: aqal of iqal) met inv. nr. RV-7070-25 en dit hoofdkapje (Arabisch: kafiya), inv. nr. RV-7070-26 dat onder de hoofddoek gedragen kan worden. Lang ondergoed met inventarisnummer RV-7070-29 maakt de outfit af. In plaats van het lange ondergoed kan ook kort ondergoed, inv. nr. RV-7070-30 worden gedragen. Als alternatief voor de uit drie delen bestaande traditionele hoofdbedekking (shimagh, aqal en kafiya) dragen jongens ook wel een moderne variant waarin deze verschillende onderdelen zijn gecombineerd (inv. nr. RV-7070-27). Hoofdkapjes, bidsnoeren en reukwaar waren volgens islamoloog Christiaan Snouck Hurgronje, die in 1885 een half jaar in Mekka verbleef op kosten van de Nederlandse regering, populaire souvenirs in de tweede helft van de negentiende eeuw. Indonesiërs die semipermanent in Mekka woonden kochten dergelijke voorwerpen in Mekka in. Er waren ook Indonesische handelaren in Mekka die hun vrouw en kinderen hoofdkapjes lieten haken, deze lieten verschepen en hun familieleden in Indonesië inzetten om deze aan de lokale bevolking door te verkopen. Dergelijke souvenirs brachten veel geld op omdat ze in Mekka waren geproduceerd of er vandaan kwamen.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie