De Ainu, in hun eigen taal 'mensen' leefden oorspronkelijk en tot in historische tijden behalve op het noordelijke eiland Hokkaido, ook op het noordelijk deel van het hoofdeiland Honshu, maar...
De Ainu, in hun eigen taal 'mensen' leefden oorspronkelijk en tot in historische tijden behalve op het noordelijke eiland Hokkaido, ook op het noordelijk deel van het hoofdeiland Honshu, maar werden daar nog voor de Edo-periode (1603-1868) verdreven door of opgenomen in de groep van de etnischeJapanners. Andere Ainu woonden voorts op delen van Sachalin en de Koerilen, maar, evenals op Hokkaido, zijn zij als afzonderlijk volk hun identiteit, meestal om geopolitieke redenen, bijna geheel kwijtgeraakt. De cultureel grootste groep vindt men tegenwoordig op Hokkaido. Slechts enkele tientallen Ainu zijn de eigen taal nog machtig. Met de invoer van Japanse materialen vanaf het begin van de zeventiende eeuw, waaronder ook heupweefgetouwen, kwam er enige verandering in de kleedgewoonten van de Ainu; de geweven stoffen, al dan niet versierd met geïmporteerde stukken textiel, kregen langzamerhand de voorkeur boven de uit huiden vervaardigde kleding. Zo droeg men bij feestelijke of plechtige gelegenheden nauwelijks nog de op oude wijze uit visse-of dierenhuid gemaakte bovenkleding. Voor het beschermende ondergoed bleef men in het koude klimaat van Hokkaido in het algemeen wel aangewezen op de bewerkte huiden. Mannen droegen over het algemeen meer rijk versierde attus, zoals de uit katoen en iepebast vervaardigde kledingstukken worden genoemd. Vrouwen stelden zich tevreden met eenvoudiger attus of zelfs uit huiden gemaakte kleding. In het dagelijks leven of bij het werk werden ook wel attus gedragen, zij het met eenvoudige versieringen of de afgedragen exemplaren. De laatste honderd jaar is men steeds meer gebruik gaan maken van volledig katoenen kleding. Deze attus, een typisch negentiende-eeuws stuk, is wat de decoratie betreft zeer sober. Het kleed is op de gebruikelijke plaatsen met appliques van katoen bedekt. Deze zijn met garen bevestigd. Grotendeels op de donkere stukken katoen zijn de bekende accolades, ayut, die men op alle geappliqueerde Ainu kleding aantreft, aangebracht. In de decoratie streeft men naar een zo groot mogelijke symmetrie rond de verticale middenbaan van de attus. Het bijzondere van dit kleed is, afgezien van de relatieve ouderdom, de extra bewerking op enkele plaatsen met een rode draad, in een andere steek, langs de accolades. Zo ontstaat een subtiel effect van verdieping dat men zelden bij attus van vergelijkbare ouderdom ziet. (KV) Engelse tekst: Originally, and into historical times, the Ainu - meaning 'people' in their own language - inhabited not only the northern island of Hokkaido but also the northern part of Japan's main island, Honshu, where they were either driven away before the Edo period (1603-1868) or absorbed by the ethnic Japanese. Other Ainu lived on parts of Sakhalin and the Kurile Islands, but there too lost their identity as a people almost completely, usually for geopolitical reasons. At present, the largest cultural group is found on Hokkaido, but few of the Ainu can speak the language. Starting in the seventeenth century, the introduction of Japanese materials, including the back-strap loom, led to some changes in the traditional dress of the Ainu. Woven cloth, sometimes decorated with pieces of imported textiles, gradually came to be preferred to the garments made of animal skins. Outer clothing made of fish skin or animal hides in the old way was rarely seen on festive or ceremonial occasions. In the cold climate of Hokkaido, however, the processed skins were generally still used for the protective underclothes. As a rule, men wore more richly decorated attus, as the garments made of cotton and elm bark were called. The women wore simpler attus or even garments made of skins. Attus were also worn in daily life or for working in, but only those with a simpler decoration or which were almost worn out. During the last hundred years the wearing of cotton clothing increased steadily. This attus, a typical nineteenth-century specimen, is decorated very soberly. In the usual places it shows cotton appliqués attached with thread. Mainly on the dark pieces of cotton cloth it bears the familiar bracket-like motifs, called ayut, found on all appliquéd Ainu garments. In the decoration of the attus an attempt was made to maintain symmetry around the field in the centre as much as possible. Besides its relative age, the special feature of this garment is the use in some places of red thread in a different stitch along the brackets, which gives a subtle effect of depth seldom seen on attus of comparable age.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie