De motieven zijn vooral zaagvisfiguren, afgewisseld met weefspoelmotieven en kleine bloemachtige ruitfiguurtjes. De uiteinden bevatten tumpal (driehoeksvormen). Aan de randen van het middenveld...
De motieven zijn vooral zaagvisfiguren, afgewisseld met weefspoelmotieven en kleine bloemachtige ruitfiguurtjes. De uiteinden bevatten tumpal (driehoeksvormen). Aan de randen van het middenveld loopt een brede ikatbaan verdeeld in vakken die gevuld zijn met duiven, een mensfiguur met opgeheven handen, of zittende aan weerskanten van andere figuren, afgewisseld met een groot patroon van kembang manggismotief (rimanu-patroon, zie Jasper, 1912:274). Aan de uiteinden zijn de overgebleven scheringdraden tot franjekoordjes ineengedraaid. Vermoedelijk is aan elk van die uiteinden een fraaie patroonrand ingewerkt met 'primitieve' naalden (zie ook nummer 48-52).
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie