Kee van Eekelen uit De Kladde in West-Brabantse dracht, 1956

Kee van Eekelen-de Kock uit De Kladde demonstreert het opzetten van de 'strakke muts'. De strakke muts met het 'bandje' werd gedragen bij de kerkgang. Bij speciale gelegenheden droeg men een plooimuts met 'kroon'. Het haar wordt in een knot op het achterhoofd vastgestoken. Vervolgens wordt een zwarte band met twee strengetjes vals haar, de 'blesjes', om het voorhoofd gelegd en vastgebonden. Daaroverheen komt een zwarte ondermuts, die met bandjes om het hoofd wordt vastgemaakt. Over de ondermuts komt vervolgens de 'strakke muts' met een bol en voorstrook van geborduurde tule. Tot slot komt over de strakke muts het 'bandje'. Dit bandje bestaat uit een stevige gazen ondergrond, versierd met lussen van lichtblauw lint en kunstbloemetjes. Na de kerkgang werd het bandje afgedaan en bleef de muts kaal.