Deze zogenaamde labbah-ketting werd rond de kin gedragen en langs de kaaklijnen vastgemaakt aan een doek of vastgestrikt langs het achterhoofd. Ze werden zowel door vrouwen uit de moslim- en...
Deze zogenaamde labbah-ketting werd rond de kin gedragen en langs de kaaklijnen vastgemaakt aan een doek of vastgestrikt langs het achterhoofd. Ze werden zowel door vrouwen uit de moslim- en joodse gemeenschap gedragen. Aan de toegepaste techniek is volgens Van Praag (2005: 56) te zien of het gaat om een sieraad voor een joodse vrouw (gemaakt van filigrein) of dat het een ketting voor een moslimvrouw betreft (gemaakt van dichte zilverplaatjes soms met reliëfversiering die aan elkaar zijn verbonden). Bij deze ketting zou het dus gaan om een ketting voor een moslimvrouw. De hangers kunnen vrij bewegen en maken geluid als ze in beweging worden gebracht. Maar de lange hangers op labbah-kettingen worden soms ook wel vastgenaaid op textiel, waarbij ze veel minder geluid produceren. Ze worden vaak door de vader aan een dochter gegeven ter ere van haar huwelijk. Daarna worden ze gedragen bij feestelijke gelegenheden. Vervaardiging Dit beweeglijke sieraad bestaat uit een netwerk van vier horizontale rijen van gelijkvormige sieronderdelen die onder elkaar zijn bevestigd en die worden afgewisseld met horizontale rijen van ringetjes en belletjes. De bovenste rij bestaat uit vierkante doosjes van zilverplaat waarop granules zijn gesoldeerd; rij twee en vier bestaan uit ruitvormige plaatjes die zijn gedreven in reliëf, en rij drie uit ronde schijfjes die uit geprofileerd zilverdraad bestaan. Op alle sierornamenten op rijen twee tot en met vier zijn twee gestanste rozetten gesoldeerd. De elementen zijn met elkaar verbonden door achtvormig zilverdraad. In plaats van zilverbelletjes zijn er ook enkele beige bolletjes bevestigd. Aan de onderste belletjesrand bevinden zich ook nog twee spiraalvormige hangers.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie