Klepbroek

Het materiaal voor de lange vissersbroek is voor aan de wal het ruige zwarte pijlaken. In de week echter, voor op zee, droeg de visser meestal een broek van het zogenaamde zwarte Engels leer. Tot 1880 - 1900 is er voor de visser ook een korte broek geweest. De korte broek moest plaats maken voor de lange broek met vrij nauwe pijpen, waarvan echter het bovenstuk vrijwel overeen komt met dat van de korte broek. Ruig zwart pijlaken met een smalle klep als sluiting, onder de klep in het rechter voorpand een horlogezakje, in de zijnaden zijn steekzakken gemaakt, waarschijnlijk wegens stofgebrek is aan de onderzijde een strook stof aangenaaid, de rand van de onderzijde van de pijpen is versleten.