Knotsvormige hoofdtooi voor mannen die op het punt staan te trouwen

 

Deze hoofdtooi wordt door jonge mannen voor het huwelijk gedragen. De tooi wordt in de lokale taal kamil genoemd, wat letterlijk ‘haar’ betekent. De hoofdtooi stelt de mannelijke en vrouwelijke...

Objectnummer
TM-2817-1
Instelling
Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen
Periode
voor 1959
Herkomst
Sibil-vallei

Deze hoofdtooi wordt door jonge mannen voor het huwelijk gedragen. De tooi wordt in de lokale taal kamil genoemd, wat letterlijk ‘haar’ betekent. De hoofdtooi stelt de mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen voor. Het zware ronde deel representeert het vrouwelijke geslachtsorgaan en wordt korajma (het vrouwelijke) genoemd. Het lichte, smallere gedeelte, dat tegen korajma aan ligt en met aparte strengen wordt vastgemaakt, is het mannelijke geslachtsdeel. Dit gedeelte heet imajma (het mannelijke). Vaak is dit gedeelte aan het puntvormige uiteinde met veren en/of snoeren met jobstraan versierd. Doormiddel van de strengen waar die twee verdikte gedeeltes in uitlopen, wordt de kamil aan het haar van de jonge man vastgemaakt (verg. Kooijman 1962:21 & afb. 69, en Bongersma & Venema 1960:72-73 & 81, plaat 13).

De tooi wordt gedragen door mannen die op het punt staan om te gaan trouwen. Tijdens de initiatie wordt de kamil door de vader, de broer of de broer van de moeder in het haar van de jongen gevlochten. Daarna wordt het object met rode klei ingewreven. De jonge man geeft een gift als tegenprestatie, meestal bestaande uit bereid voedsel. Dit gebeurt in een speciale hut net buiten het dorp, die niet door vrouwen mag worden betreden. De jongens dragen deze versiering gedurende een aantal weken en zodra het huwelijk is gesloten, wordt de tooi afgeschoven en in het mannenhuis bewaard. Op latere tijdstippen kan hij tijdens bepaalde dansfestivals weer door de aanvoerders van de dans worden gedragen (Kooijman 1962:21).

Er bestaan twee soorten van kamils, een zware knotsvormige en een lichte smalle kamil. De zware knotsvormige kamils, zoals het exemplaar in het Tropenmuseum, worden in het Sibil- en Tsopvallei gedragen. De kamil van de Tropenmuseum blijkt bij een type te horen, die in het dorp Ariemkop wordt gemaakt (verg. Kooijman 1962 afb. 69 en Bongersma & Venema 1960: plaat 13). Bij deze type zijn de strengen om de kamil aan het haar vast te maken, niet volledig met klei bedekt en goed zichtbaar. Bij het andere type van de knotsvormige kamil zijn deze strengen ook volledig met klei bedekt. Ariemkop ligt op 5 km ten zuidoosten van de plaats Oksibil (Brongersma & Venema 1960:59).

De lichte soort kamil ten slotte, heeft een smal en lang aanhangsel in plaats van de knotsvormige bol en komt in het noordwesten van het Antaresgebergte voor (Kooijman 1962:20 en Brongersma & Venema 1960:73).

De rode klei, die gebruikt wordt om de kamils te maken, komt uit de bovenloop van de Sibil-rivier, en was tot half 20ste eeuw een van de weinige handelsgoederen van het gebied (Kooijman 1962:21). Bij bepaalde feesten of gedurende oorlogen smeren mannen vaak het gezicht en/of lichaam in met rode kleiaarde en varkensvet (Bongersma & Venema 1960:68, 85, 105). Vervaardiging Deze hoofdtooi is van pandanbladen gevormd, daarna met het haar van een jonge te initiëren man vervlochten en uiteindelijk met rode klei ingewreven.

De twee knotsvormige gedeeltes zijn met boombast omwikkeld. Ze worden door de strengen van pandanbald aan het haar van de jongeman vastgemaakt. Dit gebeurt door het haar tot slierten in elkaar te draaien, en vervolgens enkele van die slierten aan de strengen van de “kamil” te bevestigen. Hierbij worden een haarsliert en een streng samen met bladreepjes te omwikkeld en met klei ingesmeerd.

De kleinere van de twee knotsvormige delen ligt vervolgens op de grotere deel. De kamils van de Sibil-river zijn zwaar en wegen anderhalf tot twee kilo.

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie