Het lokkesnoor is een onderdeel van de hoofdbedekking van zowel de gehuwde als van de ongehuwde vrouw. De haardracht en hoofdbedekking van de gehuwde en ongehuwde vrouw, "it wivehead" en "it...
Het lokkesnoor is een onderdeel van de hoofdbedekking van zowel de gehuwde als van de ongehuwde vrouw. De haardracht en hoofdbedekking van de gehuwde en ongehuwde vrouw, "it wivehead" en "it faenehead", liep echter sterk uiteen."Wivehead" - haar in 2 vlechten doorvlochten met wollen band: de stroep. Deze 2 vlechten met wit linnen lint gemaakt tot 1 nieuwe vlecht, deze vlecht opgerold boven het voorhoofd gelegd. Rondom dit kapsel werd een witte haarband gespannen (lokkesnoor). Vanboven bedekt met flip (driehoekig doekje), daarover lokkesnoorlint. Over dit alles kwam de foarflechter cylindervormig tonnetje, van binnen rode baai. Een fijn batisten doekje liet rode baai doorschemeren(strupmutse). Als laatste de zondoek. Uit naam en het gebruik zou men afleiden, dat het oorspronkelijkeen doek betrof die tegen de felle zonneschijn moest beschermen. "Faenehead" - tot aan het lokkesnoor hetzelfde maar alles lag nu iets meer naar het midden van het hoofd. In plaats van flip en witte ondermuts waarover het lokkesnoorlint kwam. Bonte muts, dan de zondoek die anders aangebracht werd dan bij het "Wivehead". Het lokkesnoor bestaat uit een 8.5 cm brede en 47 cm lange strook, dubbel genomen witte katoen, aan weerszijden een strookje wit katoenen keperband, in het midden is een 102 cm lange vlecht genaaid die bestaat uit omvlochten (coilen) touw, het ciolen is met wit linnen band gedaan. Het lokkesnoor is een onderdeel van de hoofdbedekking van zowel de gehuwde als van de ongehuwde vrouw. De haardracht en hoofdbedekking van de gehuwde en ongehuwde vrouw, "it wivehead" en "it faenehead", liep echter sterk uiteen. "Wivehead" - haar in 2 vlechten doorvlochten met wollen band: de stroep. Deze 2 vlechten met wit linnen lint gemaakt tot 1 nieuwe vlecht, deze vlecht opgerold boven het voorhoofd gelegd. Rondom dit kapsel werd een witte haarband gespannen (lokkesnoor). Vanboven bedekt met flip (driehoekig doekje), daarover lokkesnoorlint. Over dit alles kwam de foarflechter cylindervormig tonnetje, van binnen rode baai. Een fijn batisten doekje liet rode baai doorschemeren(strupmutse). Als laatste de zondoek. Uit naam en het gebruik zou men afleiden, dat het oorspronkelijkeen doek betrof die tegen de felle zonneschijn moest beschermen. "Faenehead" - tot aan het lokkesnoor hetzelfde maar alles lag nu iets meer naar het midden van het hoofd. In plaats van flip en witte ondermuts waarover het lokkesnoorlint kwam. Bonte muts, dan de zondoek die anders aangebracht werd dan bij het "Wivehead".
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie