Deze sieraden hebben de vorm van een boogje, waarvan de uiteinden verdikt en versierd zijn. Dit type oorsieraden komt veel voor in de Majaphit-periode (1292-1530). De versiering bestaat vaak uit...
Deze sieraden hebben de vorm van een boogje, waarvan de uiteinden verdikt en versierd zijn. Dit type oorsieraden komt veel voor in de Majaphit-periode (1292-1530). De versiering bestaat vaak uit een demonen-, monster- of andere kop van een bovennatuurlijk wezen; of ook de kop van een sterk dier, zoals een ram of een olifant. De bedoeling was waarschijnlijk dat de koppen boze geesten afschrokken en de drager van de sieraden beschermde. Hier zijn de uiteinden versierd met een insect met een stompe snuit en grote bolle ogen. Waarschijnlijk jaagt dit ondier ook boze geesten schrik aan. Een robijn is met vier pinnen op zijn rug bevestigd. Het stelt niet een bestaand maar een fantasie-insect voor. Dit type sieraad werd waarschijnlijk in het gat in de uitgerekte oorlel gehangen met de monsterkop, in dit geval het insect, naar voren gericht.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie