Gele kamvormige monnikshoed, vervaardigd van gele wol. De hoed is te verdelen in drie zones: 1. de onderste rand bestaat uit tapijtachtig wollen materiaal; 2. de rand daarboven wordt gevormd door...
Gele kamvormige monnikshoed, vervaardigd van gele wol. De hoed is te verdelen in drie zones: 1. de onderste rand bestaat uit tapijtachtig wollen materiaal; 2. de rand daarboven wordt gevormd door een laag vertikaal gerichte dunne wollen draden, waaronder een laag dikke wollen draden, die bevestigd zijn over een kartonnen versteviging; 3. hierboven bevindt zich een dikke rand die gevormd wordt door de polen van de draden wol. Aan de onderzijde loopt aan de achterkant de hoed uit in twee flappen, die gedeeltelijk aan elkaar zijn genaaid. Deze zijn aan de buitenkant van rode en aan de binnenkant van blauwe katoen. De hoed is aan de onderzijde afgezet met een rand rode katoen. De hoed is gevoerd met witte katoen. Algemene informatie. Tibetaanse monniken bedekken het hoofd niet tijdens godsdienst- oefeningen, behalve gedurende bepaalde rituelen, wanneer aparte hoofddeksels vereist zijn. Het koude klimaat dwingt de monniken in het dagelijkse leven het hoofd te bedekken. De kleur van de hoed geeft een zeker onderscheid aan tussen de Gelupasecte en de verschillende oudere secten en orden. De eerste wordt de Gele- of Geelhoedsecte genoemd, de andere de Rode- of Roodhoedsecte. De zwarte Pön worden vaak zwarthoeden genoemd omdat de aanhangers zwarte of donkerblauwe hoeden dragen. In de buddhistische geschriften wordt de hoed niet genoemd als behorend tot de kleding van een monnik en hoe- den werden in het algemeen niet gedragen door indiase buddhistische monniken. Noord India schijnt hier echter een uitzondering op te zijn geweest. Twee rode hoeden van de tibetaanse geestelijkheid werden geïntroduceerd door Padmasambhava en zijn helper Sântarakshita en een van deze werd volgens de traditie gedragen door Atisá. De hoed waar het hier om gaat wordt bij de meeste gelegenheden ge- dragen door de gewone Geelhoedpriester. Bij formele gelegenheden wordt hij vaak op zwierige wijze gedragen, d.w.z. dwars op het hoofd. (Uit: Catalogue tibetan collection, Vol. IV, p. V).
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie