Schouderdoek

 

De 'jungjung' is een vroegere Batakdoek die niet meer wordt gemaakt noch gebruikt. Uit museumverzamelingen en aanwinstgegevens valt te achterhalen dat de doek gemaakt en gebruikt werd door zowel...

Objectnummer
TM-A-5254
Instelling
Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen
Periode
voor 1920
Herkomst
Tapanuli Utara (regentschap)

De 'jungjung' is een vroegere Batakdoek die niet meer wordt gemaakt noch gebruikt. Uit museumverzamelingen en aanwinstgegevens valt te achterhalen dat de doek gemaakt en gebruikt werd door zowel de Simalungun- als de Toba-Batak. Hij kwam ook aan de noordkust van het Tobameer voor (Niessen u.p./2004; Niessen 1993:21, fig. 10). Het is mogelijk dat de 'jungjong', gezien door John Anderson in 1823 tijdens zijn zakenreis naar Sumatra (1826/1971:264, 289; zie ook Niessen 1993:20), dezelfde doeksoort is. Van der Tuuk heeft de doek in zijn woordenboek afgebeeld (1861: Plaat XXX no. 1, en Plaat XXVI no. 5). Deze doeksoort heeft een dominante rode kleur. Een lichter en feller rood was de voorkeur van de Simalungun-Batak, maar de Toba-Batak gaven de voorkeur aan een donkerdere, bruinrode kleur. De Simalungun doeken zijn ook stugger dan die van de Toba Batak. Verder wordt de doeksoort gekenmerkt door afwisselend indigoblauwe en rode strepen in kettingrichting. Het doorlopende geïkatte ruitjesmotief wordt in de indigostrepen aangetroffen. De strepen in contrasterende witte kleur die de grenzen tussen zij- en middenbaan aangeven, bevatten vaak indigostippels en kettingtechniek door Toba-Batakweefsters bekend als 'sibola motung' (zie Beschrijving Vervaardiging). De getwijnde inslagranden in de franje-einden van de doek zijn eenvoudig en zonder patronen. Vervaardiging Het maken van het 'sibola motung' motief in kettingtechniek begint tijdens het spannen van scheringdraden met contrasterende kleuren. Afhankelijk van hoe deze draden worden gespannen en later tijdens het weven opgehaald, kan de 'sibola motung' het resultaat zijn. Het 'simullopullop' motief maakt gebruik van suppletoire kettingdraden. Tijdens het weven kan de weefster deze draden laten flotteren zodanig dat er motieven ontstaan (zie Niessen up/2004: Chapter 5, Techniques).

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie