Yankton Sioux star quilt, by Claire Packard; 1997 Cotton fabric, machine pieced and hand-quilted; 110 x 110 cm. RMV 5910-2; purchased 1998 in Sioux Falls, SD, gallery The eight-pointed star...
Yankton Sioux star quilt, by Claire Packard; 1997 Cotton fabric, machine pieced and hand-quilted; 110 x 110 cm. RMV 5910-2; purchased 1998 in Sioux Falls, SD, gallery The eight-pointed star pattern has been a source of boundless creativity for American women of different nationalities during the last two hundred years. It is one of the most versatile and most popular patterns in American quiltmaking. A classic star pattern such as this one is composed of dozens of small diamond-shaped pieces stitched into eight large diamonds that form the arms or rays of the star. The finished size depends on how many diamonds are joined in each arm. Because of the way a star quilt is constructed, a relatively large area is left in each of the four corners of the quilt. As in this example, these corners can be filled with smaller eight-pointed stars for a truly virtuosic performance. Native American women on the Great Plains were introduced to this pattern by nuns and missionaries’ wives in the last two decades of the 19th century. They immediately adapted it to their own needs, finding within it a visual and symbolic relationship with their own traditional painted and quilled patterns. The parallelogram structure of the imagery is like 19th century wrapped quillwork writ large. While their Euro-American teachers knew this pattern as Star of Bethlehem or Lone Star, to many indigenous women of the Northern Plains, this pattern came to represent the Morning Star, a symbol of the new day. Today, many star quilts are sold to collectors and exhibited at tribal fairs, but quilts also maintain an important place in honoring ceremonies within Native communities on the Northern Plains. They appear at powwows, weddings, high school graduations, basketball games, and funerals. Quilts are often displayed at summer Sun Dance ceremonies, and Lakota religious practitioners are sometimes wrapped in star quilts in Yuwipi ceremonies. Historic photos reveal star quilts to have been an important part of daily life for Indians of the Northern Plains for generations; a well-known photo of Chief Red Cloud’s cabin at Pine Ridge in 1891 depicts an eight-pointed star quilt on his bed and an American flag over it. Northern Plains women have used sewing machines to piece quilts since the end of the 19th century. Some also machine-quilt the layers together, though Claire Packard favors stretching the three layers (backing fabric, batting, and pieced top) on a quilting frame and hand-quilting it with a combination of long straight running stitches and arcing patterns. Packard, who lives in the small town of Gayville in southeast South Dakota, began quilting in the early 1980s, making her first quilts for the give-aways that are part of funeral ceremonies. She won both First and Second Prize in the textile division of the Northern Plains Tribal Arts Show in 1992, and has exhibited and sold her quilts in Europe and North America. Like many other Northern Plains quilters, Packard sometimes incorporates Native imagery into the rectilinear pieced star pattern: tipis, feathers, peyote birds, eagles, and buffalo skulls have all been part of her iconography. Here, she restricts the imagery to the star itself, using color to make the image pulsate. While she sometimes makes bed-sized quilts, the ones Packard makes for sale are more often wall quilts, like this one which measures slightly more than a meter on each side. Multiple borders of blue, pink, flowered, and white cotton fabric enclose and contain the radiating rhythm of the stars. Janet Catherine Berlo University of Rochester, Rochester, NY; 2015 Other quilts can be viewed on the artist’s website: http://wicahpi.mosaicglobe.com/gallery/10187; Janet C. Berlo and Patricia Crews, Wild By Design: Two Hundred Years of Innovation and Artistry in American Quilts; University of Washington Press; Seattle, 2003. Marsha MacDowell and C. Kurt Dewhurst, eds., To Honor and Comfort: Native Quilting Traditions; Museum of New Mexico Press; Santa Fe, 1997. Florence Pulford, Morning Star Quilts; Leone Publications; Los Altos, CA, 1989. Scott Stoel, Claire Packard’s Quilting; in: South Dakota Magazine, May/June:66-68; 1994. Sioux lapjesdeken 'Quilt' (lapjesdeken) met stermotief, oftewel 'starquilt'. Het ontstaan Het is onduidelijk wanneer Indianen lapjesdekens begonnen te maken. De eerste lapjesdekens lijken gemaakt te zijn in de 19e eeuw. Indiaanse vrouwen leerden de techniek in kerkelijke- of overheidskostscholen. Het kan zijn dat de techniek al eerder was geïntroduceerd bij Indiaanse vrouwen wanneer zij te werk werden gesteld in kolonistenfamilies of door missionarisvrouwen. Het naaien van lapjesdekens werd door blanken beschouwd als nuttig handwerk om te leren aan Indiaanse meisjes en vrouwen. Overigens was deze techniek onder blanken niet alleen voorbehouden aan vrouwen, maar bij Indianen was het de gewoonte dat vrouwen zich bezig hielden met het bewerken van minder duurzame producten zoals textiel. Daarnaast hebben dekens een associatie met menselijke voortplanting en de culturele reproductie van de verwantschapsgroep en stam, wat de techniek nog geschikter maakte om door vrouwen gedaan te worden. Het maken van lapjesdekens sloot goed aan op gebruiken die Indianen al hadden. Bovendien kenden Indiaanse vrouwen verschillende steken en appliqué methoden al (Teilhet-Fisk 1998:58). Indiaanse vrouwen werkten vaak samen, waarbij ieder zich specialiseerde in een bepaalde techniek (ibid.:59). Dit was ook goed toepasbaar bij het maken van lapjesdekens. Vooral stammen van de Plains maakten zich het 'quilting' al gauw eigen. Het verving andere gebruiken, zoals het bewerken van bizonhuiden, die in die tijd in snel tempo verdwenen (ibid.:58). Tegenwoordig zijn er tevens Indiaanse mannen die lapjesdekens maken (ibid.:60). Verder moet nog opgemerkt worden dat deze dekens en techniek niet stamgebonden zijn en daardoor bijdragen aan een pan-Indiaanse identiteit (ibid.:60). De techniek 'Quilting' is het aan elkaar naaien van drie lagen: de bovenkant, tussenlaag en de achterkant. Dit gebeurt met speciale steekjes. De deken krijgt er een reliëf door dat prettig aanvoelt. De lapjes en steken vormen samen één ingewikkeld patroon, of een lapjespatroon met een 'tegenpatroon' in de steken. De vormen van de lapjes lijken op de vliegervormen, driehoeken en vierhoeken zoals gebruikt bij 'quillwork' (pennenwerk). 'Quilting' biedt echter de mogelijkheid om ingewikkeldere patronen en vormen te maken omdat er door de lapjes heen gestoken mag worden met een naald, iets wat bij 'quillwork' uit den boze is. De vormen van de opgenaaide lapjes kunnen een betekenis hebben: een driehoekig lapje kan bijvoorbeeld een tipi of een berg voorstellen. Indianen maken bijna nooit een asymmetrisch dat geen symbolisch patroon heeft (ibid.:59). Oorspronkelijk hadden de kleuren verschillende betekenissen voor de stammen. Zo is rood voor de Lakota de favoriete kleur van de geesten (hoewel zij ook houden van blauw, geel en bruingeel). Rood is de kleur van de Zon en vertegenwoordigt het opkomen en ondergaan van de Zon (ibid.:60-1). 'Best quilt' Naast lapjesdekens voor gewoon huishoudelijk gebruik (waar hier niet verder op ingegaan zal worden) worden er 'special quilts' of 'best quilts' gemaakt die aanzienlijk kostbaarder zijn. Deze worden gewaardeerd om hun esthetische en artistieke kwaliteiten en als waardevol geschenk gegeven bij speciale gelegenheden. Lapjesdekens kunnen erfstukken zijn met een rijke sociale geschiedenis (ibid.:63). Het wordt tegenwoordig echter steeds gewoner om een lapjesdeken te zien als kunstobject en deze te maken voor de verkoop (ibid.:59). De grote hoeveelheid tijd en energie die in het maken van een lapjesdeken gestopt wordt maakt hem waardevol (ibid.:60). Zo worden lapjesdekens gebruikt om geld te genereren, soms middels een loterij of wedstrijd bij een powwow. Behalve geld bezorgen ze de makers eer en prestige (ibid.:65). 'Star quilt' Sterpatronen zijn van oudsher veel gebruikt door zowel blanken als Indianen. Deze laatste noemen een dergelijk motief meestal 'Morning Star'. De morgenster is een betekenisvol symbool dat al werd geschilderd, geweven, 'quilled' en 'beaded' lang voordat Indianen lapjesdekens maakten (ibid.:61). De morgenster staat voor vernieuwing en hoop (ibid.:61-2). Vanwege de eigen traditionele betekenis van het sterpatroon zie je hem vaak bij gebeurtenissen die een grote ceremoniële en rituele waarde hebben zoals geboorte, huwelijk, genezing en sterfgevallen. De sterren hebben meestal acht punten en zijn opgebouwd uit vliegervormen die weer bestaan uit vele kleinere vliegervormen (ibid.:62). De Lakota beschouwen sterren als 'the holy breath of God,' de woniya van Wakan Tanka. Constellaties van sterren vertegenwoordigen heilige uitspraken / spraak, waarvan de betekenissen worden overgeleverd door middel van verhalen en ceremoniën waarin orale traditie een rol speelt (Goodman 1992:215). Literatuur: Goodman, Ronald On the Necessity of Sacrifice in Lakota Stellar Theology as Seen in "The Hand" constellation,and the Story of "The Chief Who Lost His Arm". In: Earth and Sky Visions of the Cosmos in Native American Folklore. Ed.: Ray A. Williamson and Claire R. Farrer, University of New Mexico Press, Albuquerque 1992. Teilhet-Fisk, Jehanne American Indian Quilts: an Indigenous Product of the Contact Zone. In: Dimensions of Native America: the Contact Zone. Ed.: Jehanne Teilhet-Fisk en Robin Franklin Nigh, Florida State University 1998. Anine de Grood 2000
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie