Stofstaal van een zogenaamd 'puntje' voor een muts. De zogeheten punt is de afwerking van de Zuid-Bevelandse vrouwenmuts. De muts bestaat uit verschillende onderdelen. Aan de 'achtermuts' van...
Stofstaal van een zogenaamd 'puntje' voor een muts. De zogeheten punt is de afwerking van de Zuid-Bevelandse vrouwenmuts. De muts bestaat uit verschillende onderdelen. Aan de 'achtermuts' van effen batist of fijne katoen worden drie kantstroken gezet, achtereenvolgens de 'pluumkant', de 'reep' of 'kant' en de 'punt'. Dit puntje is een zogeheten doorgenaaide kant. Dat was kant waarvan de tralie erg slecht geworden was en die daarom doorgenaaid werd. Enkele vrouwen beheersten de techniek om met een naaimachine de tralie door te naaien. Het volwerk bleef daarbij onaangeroerd. Een muts die op dergelijke wijze was behandeld kon weer een tijd mee. Dergelijke mutsen zijn prettig om op te maken, want door het extra garen nemen ze veel meer stijfsel op. Het gekartelde randje wordt 'krapje' genoemd. Tot de dertiger jaren van de twintigste eeuw was het gebruikelijk het krapje 'op te zetten'. Dan werd het krapje met een hoek van negentig graden omgebogen. Omdat de kant zwaar gesteven werd, braken de krapjes soms af. In dat geval werden er soms nieuwe krapjes aangezet.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie