Deze armband maakt deel uit van een paar (4313-41a en 4313-41b). Dit type armband werd aan de bovenarm gedragen, en net zoals armbanden aan de onderarm, in paren. Het type werd ook in...
Deze armband maakt deel uit van een paar (4313-41a en 4313-41b). Dit type armband werd aan de bovenarm gedragen, en net zoals armbanden aan de onderarm, in paren. Het type werd ook in Saoedi-Arabië gedragen (Colyer Ross 1978: 76), mogelijk zowel als arm- als enkelband. Volgens Raunig (1988: 415) droegen Ethiopische vrouwen soortgelijke sieraden als armbanden. Het motief van graankorrels (tarwe- of gerstekorrels) is populair op Jemenitische sieraden, vooral op grote bolkralen die aan kettingen worden geregen (zie bijvoorbeeld 5420-13). Ze werden gezien als vruchtbaarheidssymbool en verwezen tevens naar de rol van vrouwen in de productie van brood en het malen van de daarvoor bestemde tarwe- en gerstekorrels. Vervaardiging Deze gesloten holle armband is gedreven uit zilverplaat. Hij heeft koepelvormige uiteinden die door een cilindervormig tussenstukje aan elkaar zijn gesoldeerd. De buitenzijde is versierd met een herhalend patroon van gesoldeerde vals gegranuleerde ruiten, ruitvormige plaatjes elk met een (graan)korrelvorm in reliëf en kleine ronde schijfjes. Hiertussen is gedraaid zilverdraad aangebracht. In het midden en langs de randen is een parelsierrand aangebracht. De binnenzijde en de koepelvormige uiteindes zijn onversierd gelaten. De laatste zijn gedeeltelijk aan het oog onttrokken door een ruitvormig zilverplaatje versierd met graankorrelvormen, zilverschijfjes en gedraaid zilverdraad.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie