361-30a,b,c,d Four buttons with incised designs; silver; d. 2.5-3.5 cm., h. 0.4-0.6 cm.; ca. 1880. Buttons were made of copper, brass, or silver. They were applied to footwear to secure moccasins,...
361-30a,b,c,d Four buttons with incised designs; silver; d. 2.5-3.5 cm., h. 0.4-0.6 cm.; ca. 1880. Buttons were made of copper, brass, or silver. They were applied to footwear to secure moccasins, to leggings, shirts and blouses, pouches and purses and their straps, belts, horse gear, and wrist guards. In many cases they were applied only for their ornamental effect. American and Mexican coins of various denominations provided the raw material as these already had more or less the required shape and size, and only needed a copper loop soldiered on. Silver buttons came in many shapes and varieties, from simple (such as RMV 361-31a,b,c,d) to complex. Buttons could be flat, convex, conical or semi-spherical, and such shapes were obtained by hammering coins into an appropriately shaped hardwood or iron mold, or pounding the round disks over a curved die (Woodward 1938:30-31; Adair 1944:45-48; Kluckhohn et.al. 1971:309; Bedinger 1973:28-31,51-53; Tisdale 2006:88). The four buttons of series 361-30 show different types of incised designs. RMV 361-3a is slightly conical and has a pattern of straight lines radiating from the center, probably stamped with a cold chisel. The other three are slightly dome-shaped. RMV 361-30b shows an edge with incised parallel nicks, possibly the remains of the original coins serrated edge. RMV 361-30c is incised with a zigzag pattern around its perimeter. RMV 361-30d, the largest, shows the same radiating pattern as the first button in this series, but an additional feature is the engraving of several feather designs between these lines (cf. Frank and Holbrook 1990:41,39,101,107,144,168,180-1,195-6; Fane 1991:81). (Hovens 2009) 361-15, 26 through 31d, 62a,b Navajo jewelry Navajos wore jewelry long before the arrival of the Spanish. Necklaces, bracelets and earring were made from strings of turquoise, shell, and coral, valued raw materials that were obtained in intertribal trade. In earlier times bracelets were also made from deer horn. This material became pliable when boiled, and could be bent in the required shape. Turquoise was then applied with piñon gum. Well before 1800 Navajos wore items of iron, copper, brass, and silver jewelry obtained through exchanges with Plains and Mexican Indians, and through trade with Spanish-Americans and Mexicans. Informants stated that copper and brass jewelry had preceded silver jewelry. These materials were referred to in the Navajo language as red, yellow, and white metal respectively, the latter known as beshlah-k'ai. Although historical documentation is lacking, it is quite probably that some Navajo men were involved in smithing during this early time. The first reference to a Navajo silversmith dates from about 1850 and mentions Atsidi Sani (Old Smith) who learned the craft from a Mexican platero (silversmith). In 1853 a Mexican silversmith started working at the Navajo Agency at Washington Pass. Silver belts and horse bridles became cherished items of status among Navajo men, and women prided themselves with brass bracelets. As parts of annual issues, Navajos received copper and brass kettles, as well as copper and brass wire. In addition, they obtained silver coins, American and Mexican. All could be used as raw materials for making jewelry. During their captivity at Fort Sumner from 1864-1868 more Navajos probably learned to make copper, brass, and silver jewelry, and after the return of the people to their homeland the production by tribal craftsmen increased rapidly, with silver soon eclipsing the use of less precious metals. The use of turquoise in silverwork since approximately 1880 increased with the passage of time. Navajo artisans at first worked to satisfy tribal demand, and as Indians began to transform their growing wealth in silver items, jewelry became of major importance in interethnic trade as it could be pawned and redeemed. Gradually a trade in silver finery with neighbouring Native peoples developed. From the Navajos, the craft of silversmithing spread to the Zunis (see chapter X), Hopis, and Rio Grande Pueblos. With the completion of the transcontinental railroad through northern New Mexico and Arizona at the time Ten Kate was conducting his fieldwork in 1882-1883, a new market opened up. Travellers and the first tourists began to pick up items of Navajo silver jewelry as souvenirs and as wearable fashion accessories. Production soon increased, and was facilitated by using a variety of stamps to decorate silver items, and white traders such as the Fred Harvey Company who began to play an increasingly important part in supplying the tourist and eastern markets. Guided by their innate craftsmanship and tribal aesthetics, the Navajo incorporated new techniques, tools, shapes, forms, designs, and symbols, resulting in a extensive palette of silver and turquoise jewelry and exquisite utilitarian items that keeps captivating a contemporary audience (Matthews 1883; Franciscan Fathers 1910:271-285; Woodward 1938; Adair 1944:3-28,36,193-4; Mera 1960; Bedinger 1973:1-22,41-50,105-118; Neumann 1977; Jernigan 1981; Witherspoon 1981; Wheat 1982; Lincoln 1982; Roessel 1983:62-65; Frank and Holbrook 1990:3-24; Cirillo:1992:67-82; Kline 2001; Tisdale 2006). (Hovens 2009) Navajo zilver. In de periode van 1850-1860 leerden de Navajos ijzer- en kopersmeedwerk van Spaanse en Mexicaanse smeden. In 1863 werden de Navajos militair verslagen door het Amerikaans leger onder leiding van Kit Carson en werden zij gedeporteerd naar Bosque Redondo in New Mexico. Daar werd het smeedambacht verder ontwikkeld. In 1868 kregen zij toestemming om naar hun moederland terug te keren, waar een aantal van hen zich toelegde op het smeden van zilver. Vele technieken werden toegepast, waaronder het knippen, graveren, hameren, stempelen (embossing) en gieten. Dat leidde tot een gevarieerde productie waarbij vooral het smeden van zilveren sieraden vele uitdrukkingsmogelijkheden voor Indiaanse kunstenaars bood. Het zilverwerk werd verder verfraaid met halfedelstenen waaronder de veel gebruikte turkoois, een steen waaraan mystieke kracht wordt toegekend. Decoratieve en vormelementen van Spaans-Mexicaanse oorsprong werden vaak overgenomen, evenals elementen van Plains Indianen, waaronder het kruis, de zon en bloemmotieven. Halssieraden werden traditioneel reeds gedragen en werden nu van zilver gemaakt. Dat gold ook voor de "jaclas" of oorringen die soms aan halskettin-gen werden bevestigd en tot meer com-plexe sieraden leidde. Rechthoekige en ovale zilveren platen en geknipt en uitgehamerd (zogenaamde "conchas") werden van decoraties voorzien waarna zij bevestigd werden op leren heupriemen als decoratie en/of gesp. Navajos begonnen na hun terugkeer op het reservaat te eisen dat zij in zilvergeld werden uitbetaald voor het land dat zij verloren hadden en de diensten die zij aan het gouvernement verleenden. Dat gebeurde in Mexicaanse pesos en Amerikaanse dollars die vervolgens vaak tot sieraden werden verwerkt, meestal met zelf vervaardigde gereedschappen. Toen het gebruik van zilvergeld steeds minder werd, leverden handelaren plakken zilver van een "ounce". Sieraden werden gewaardeerde handelsartikelen zowel binnen de stam als in het ruilverkeer met naburige stammen. Veel Navajos belegden hun geld ook in zilveren sieraden. Dit kapitaal was gemakkelijk mee te dragen en een uiterlijk teken van rijkdom en prestige. Ook konden de sieraden worden ingewisseld bij de handelsposten op en rond de reservaten waar de zilveren voorwerpen als onderpand of krediet werden aangenomen of als de betaling van westerse goederen. Feitelijke afbetaling van pand vond vaak plaats in de vorm van wol of schapen, waarna de Indianen hun sieraden terug kregen. Binnen sommige families werd op deze wijze een waardevol bezit aan antieke zilveren sieraden in de loop der decennia opgebouwd. De federale regering stelde een tijd lang de noodzakelijke werktuigen voor de zilverbewerking ter beschikking omdat een aantal Navajos op deze wijze weer in hun eigen onderhoud konden gaan voorzien. Het handwerk werd als huisindustrie uitgeoefend en in vele hogans (Navajo hutten) trof men een aambeeld aan en een tafel met werktuigen van de siersmid. Vaak waren meerdere gezinsleden betrokken bij dit werk. In het algemeen werd de vakkennis van vader op zoon en van oom op neef overgedragen. Zilver werd niet alleen bewerkt, ook werden zilveren sieraden gegoten in met de hand uitgesneden vormen van vulkanische tufsteen. De handelsposten gingen de zilver- en turquoisevoorziening en de verkoop van werktuigen domineren. Sieraden werden aangekocht of in krediet omgezet om vervolgens verkocht te worden aan verzamelaars en toeristen die in steeds grotere getale het Zuidwesten bezochten. Op verzoek van eigenaren van handelsposten werden sieraden aan de smaak van blanke klanten aangepast, onder meer door de productie van minder zware sieraden. Aanvankelijk werden sieraden door Indianen op spoorwegstations aan reizigers verkocht of aan de vertegenwoordigers van hotels die ook souvenirshops binnen hun muren exploiteerden. Deze markt breidde zich in het begin van de twintigste eeuw snel uit en leidde, zij het op bescheiden schaal, reeds tot deels machinale productie van zilverwerk. In de bezoekerscentra van natuurreservaten werden Indiaanse sieraden verkocht onder de garantie dat het handwerk betrof, een maatregel van de federale overheid ter bescherming van het traditionele Indiaanse ambacht. Kort voor de Tweede Wereldoorlog bevorderde de Indian Arts and Crafts Board de vervaardiging, kwaliteit en verkoop van Indiaans zilverwerk. Een kwaliteitskeurmerk "U.S. Navajo" werd ingevoerd. De commercialisering van de productie als gevolg van het toerisme leidde na de Tweede Wereldoorlog tot de inrichting van werkplaatsen waar meerdere handwerkslieden zilveren sieraden voor de toeristenmarkt produceerden. Ook werden halffabrikaten machinaal geproduceerd op stempel- en stansmachines waarna verdere bewerking met de hand volgde. Niet-traditionele decoratieve elementen werden opgenomen. Ook werden nieuwe producten in zilver uitgevoerd waarnaar vraag is: tabaks- en sigarettendozen, kammen en briefopeners. Vanwege de hogere opbrengst maakten een aantal Navajo vrouwen de overstap van het weven van dekens naar zilversmeedwerk. De markt voor Indiaanse zilveren sieraden trok in de loop der tijd ook niet-Indiaanse concurrenten aan. Blanke zilversmeden begonnen sieraden te maken in Indiaanse stijl en in Japan werden Navajo sieraden gecopieerd en geëxporteerd. Daarnaast bleef echter ook traditioneel en modern handwerk voortbestaan, vooral als gevolg van de vraag naar kwaliteitsproducten door rijke klanten en verzamelaars, alsmede door de instelling van jaarlijkse prijzen door instellingen, vaak musea, voor de mooiste sieraden. Indiaanse kunstenaars experimenteren met nieuwe vormen, materialen en technieken en maken objecten die deels in antropologische en kunsthistorische musea en particuliere verzamelingen terecht komen. Grondslag voor de vervaardiging van traditionele zilveren sieraden door de Navajos is het begrip "hozhro", vaak vertaald als "schoonheid", dat in hun levensfilosofie een centrale plaats inneemt. Het is niet alleen een esthetische dimensie maar vooral een inhoudelijke in de zin dat het concept de betekenis heeft van harmonie, vruchtbaarheid, leven, gezondheid, samenwerking en geluk, kortom, alles wat goed is. De kleuren van de toegepaste halfstenen hebben ook symbolische betekenis en worden geassocieerd met de vier windrichtingen. Navajos trachten een evenwicht te bereiken tussen het in het sieraad verwerkt zilver en turkoois en maken mede daardoor robuust uitziende sieraden. De datering van Navajo sieraden is moeilijk omdat typen een grote mate van continuïteit kennen en stempels vaak generaties lang worden gebruikt en binnen families worden geërfd. (PH, 1999) De knoop is gegraveerd met het vier windrichtingen-motief in de vorm van vier veren die in hoeken van 90 graden in het midden van de knoop op elkaar staan.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie