In de reeks blogs ADORNING: zal curator en design historicus Vanessa de Gruijter ingaan op lichaamsversiering in relatie tot dekolonisatie, culturele identiteit en diversiteit. Vandaag deel 1.
‘There are hierarchies of objects too, just as there are hierarchies of people, and of continents.’
Al jaren staat het thema dekolonisatie centraal in discussies die bevragen hoe wij – voormalige koloniserende naties –koloniale denkbeelden blijven herhalen en reproduceren. Op het gebied van kunst en design worden deze eeuwenoude koloniale narratieven weerspiegeld in de Eurocentrische classificaties van artistieke waarde van de verschillende disciplines – kunst, design, ambacht, volkskunst - die nog steeds zeer aanwezig zijn.
Het hedendaagse sieradenveld is lange tijd buiten deze discussies gebleven, klein genoeg om zich te verschuilen achter de grotere werkvelden kunst en vormgeving. Tot Munich Jewellery Week 2019, toen Tiff Massey de Susan Beech Mid-Career Artist Grant in ontvangst nam. In haar acceptatiespeech bekritiseerde Massey, een interdisciplinaire kunstenaar en sieradenmaker gevestigd in Detroit, terecht het gebrek aan diversiteit in het hedendaagse sieradenveld.
Parallel aan de kritiek van Massey, is er een groeiende interesse in het sieradenveld voor antropologie en material culture. Studenten en sieradenmakers hebben zich altijd laten inspireren door lichaamsversiering – adornment- van 'de ander': talismannen, amuletten en maskers om maar een paar voorbeelden te noemen. Antropologie - in relatie tot objecten - onderzoekt de sociale functies van objecten en de netwerken van culturele waarden waar ze deel van uitmaken: waarvoor worden ze gebruikt en wat zou dit kunnen zeggen over de cultuur en de mensen die de objecten maken en gebruiken?
Antropologie beschouwt kunst en vormgeving als uitingen van cultuur en de fysieke objecten die binnen deze domeinen worden geproduceerd (schilderijen, stoelen, sieraden, enz.) als materiële cultuur: objecten die door mensen worden gebruikt en die hun cultuur weerspiegelen.
Op het eerste gezicht lijken dekolonisatie, diversiteit en interesse in antropologie misschien niets met elkaar te maken te hebben. Discussies over diversiteit en inclusie zijn echter nauw verbonden met de historische interesse van de westerse kunst- en designwereld in de materiële cultuur van anderen. Om het gebrek aan vertegenwoordiging van mensen met diverse culturele achtergronden in het sieradenwerkveld te begrijpen is het belangrijk om de historische machtsdynamiek tussen 'the West and the rest' te begrijpen.
Het is een geschiedenis van kolonialisme, een geschiedenis van de ontwikkeling van kunst- en designtheorieën en de opkomst van musea met decoratieve kunst, beeldende kunst en etnografische collecties: collecties gevormd door schaamteloos racisme dat de verschillen benadrukte tussen de gekoloniseerde ‘ander’ en hun Europese en Noord-Amerikaanse kolonisatoren.
Sinds het begin van het kolonialisme bestaat er een sterke kloof tussen de manieren waarop niet-westerse, zogenaamde etnografische, objecten zijn verzameld, gepresenteerd en gewaardeerd in vergelijking met de voorwerpen die worden beschouwd als onderdeel van westerse 'design' of 'kunst'. De westerse artistieke traditie zou zijn ontstaan in de klassieke oudheid en ontwikkelde zich in de middeleeuwen en de renaissance door naar de moderne tijd.
In de negentiende eeuw werden evolutietheorieën gebruikt om te beweren dat, vergelijkbaar met verschillende diersoorten, verschillende menselijke samenlevingen - of ‘rassen’ - waren geëvolueerd. Volgens deze racistische theorie waren sommigen meer geëvolueerd dan anderen. Vanuit deze gebrekkige redenering hadden de inwoners van het geïndustrialiseerde Westen de primitieve staat ver achter zich gelaten en het hoogtepunt van de menselijke ontwikkeling bereikt, in tegenstelling tot de gekoloniseerde volkeren van Afrika, Azië, Amerika en de eilanden in de Stille Oceaan, die als 'primitief' werden gezien.
De objecten die ze maakten – die ‘etnografische objecten’ werden genoemd zodra ze werden ‘ontdekt’ door koloniale ambtenaren, missionarissen, verzamelaars en antropologen om vervolgens naar Europa verscheept te worden - werden bekeken met een eurocentrische blik. Ze werden gezien als minder ontwikkeld dan, en inferieur aan, voorwerpen geproduceerd door ‘geavanceerde’ westerse kunstenaars en designers.
Tegelijkertijd werden deze mensen als exotisch beschouwd: ‘in contact met de natuur, puur, intuïtief, traditioneel en tijdloos’, nog niet gecorrumpeerd door het moderne en geïndustrialiseerde leven, en werden ze gepresenteerd als ‘primitieven’ die in het verleden leefden. Kunst werd gezien als een grote prestatie van de ‘geëvolueerde’ Europese beschaving en werd gebruikt als een instrument om de nadruk te leggen op een onderscheid tussen ‘wij’ en ‘zij’.
Musea speelden een belangrijke rol in het reproduceren van deze kortzichtige koloniale verhalen over 'de ander'; het waren (en zijn) plekken waar het exotische werd ‘geconsumeerd’ en het grote publiek – maar ook kunstenaars, ontwerpers en ambachtslieden – in aanraking kwam met niet-westerse voorwerpen. Objecten gemaakt in andere culturele contexten dan die van Europa werden getransformeerd en toegeëigend tot 'exotische' dingen, ontdaan van alle oorspronkelijke context en betekenis, en gebruikt als inspiratie voor kunstenaars en ontwerpers die vaak verbonden waren met nationale industrieën die vervolgens massaal gebruiksvoorwerpen produceerden die op deze objecten waren geïnspireerd. Dit versterkte de fascinatie van het Westen voor ‘exotische’ stijlen.
Het oorspronkelijke artikel Decolonise Contemporary Jewellery is gepubliceerd in maart 2020 in de Current Obsession Paper for Munich Jewellery Week 2020. Dit blog is vertaald en aangepast uit het Engels door de auteur.
Lees deel 2 hier.
Clémentine Deliss, ‘Collecting Life’s Unknowns,’ L’Internationale, June 11, 2015, http://www.internationaleonline.org/research/decolonising_practices/27_c....
Tiff Massey: https://www.tiffmassey.com/
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie