Vorig jaar tijdens de tentoonstelling van Modemuze in de OBA gaf Bianca du Mortier de lezing “Het verhaal van kleding” aan de hand van kledingstukken uit de collectie van het Rijksmuseum. In haar lezing was de afbeelding te zien van de achterkant van een jas, een zogenaamde habit à la française. Als maker was ik direct geïntrigeerd, want hier is iets mee aan de hand: de drager was niet symmetrisch gebouwd, maar had een scheefstand.
In het kostuum is te zien hoe de kleermaker met deze scheefstand is omgegaan. Onlangs ben ik in de gelegenheid gesteld om het kostuum van dichtbij te kunnen bestuderen en analyseren.
In het boek ‘Mode en Kostuum’ van het Rijksmuseum zijn bovenstaande afbeeldingen opgenomen. Zoals in die tijd gebruikelijk is de stof eerst geborduurd (“à disposition”) en pas daarna door de kleermaker tot jas verwerkt (zie afb. 2).
In het boek staat de volgende passage: “Hoe dan ook was het voor de kleermaker een hele opgave om een goedgeproportioneerde en passende jas te maken ‘naar het nieuwste model’ en ervoor te zorgen dat alle onderdelen – voor zover mogelijk – onberispelijk op elkaar aansloten. … De hoogte luisterde veel nauwer en heeft in dit geval tot onverwachte oplossingen geleid.”
Zoals gezegd is de stof eerst geborduurd zonder rekening te houden met de lengte van de klant. De vorm van de voorkant staat vast en is daarom op zakhoogte (het meest rechte deel van het voorpand) ingekort. Door gebruik te maken van de vorm van de geborduurde bloemen is de ontstane naad nauwelijks nog zichtbaar.
Verder zegt de tekst: “Op de rug is duidelijk te zien dat de rechterzak veel lager is geplaatst dan de linker, hoewel de zoom van de jas keurig recht loopt”.
Hier komen we dus bij de scheefstand. Schematisch ziet een scheefstand er als volgt uit:
Een hogere heup gaat altijd gepaard met een lagere schouder: de ruggengraat van de mens zoekt bij een scheefstand altijd een contragewicht, zoals de rode lijnen aangeven.
Als we deze afbeeldingen vergelijken met bovenstaande afbeeldingen van het kostuum, welke is gepresenteerd op een symmetrische pop, zien we al waarom deze nooit goed op de pop kan worden gehangen en de jas scheef zal trekken.
Schematisch is door de lijnen in afbeelding 5 weergegeven waar een teveel aan stof is bij scheefstand. In afbeelding 6 is dit teveel weg gevouwen en daarmee verandert de vorm van de middenrugnaad, zoals op de foto van de rug van de jas is te zien.
Bij de pantalon zien we iets vergelijkbaars: de rode lijnen geven weer de scheefstand aan. In het schema er onder is de zwarte lijn de symmetrische situatie, de rode lijn de lage heup en de blauwe lijn de hoge heup. Op de foto van de platgelegde kniebroek van het kostuum zien we dat beide zijden aan de bovenkant ongelijk uitkomen.
De kleermaker heeft al met al flink wat moeilijkheden moeten overwinnen om tot een goed resultaat te komen, zowel door de voorgeborduurde stof én het lichaam van de klant. Een meesterstuk!
NB. Alle citaten komen uit het boek ‘Mode en Kostuum’ onder redactie van Bianca du Mortier en uitgegeven door het Rijksmuseum.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie