Het begon met het maken van poppen om mensen iets te kunnen vertellen over het slavernijverleden.
Rita Maasdamme wilde de koloniale geschiedenis en, zoals ze het zelf noemde, ‘folklore’ van de Nederlandse Antillen, Aruba en Suriname uitbeelden en in Nederland kunnen presenteren aan een breed publiek. Onlangs overleed Rita Maasdamme en liet niet alleen 200 creaturen en bijbehorende decors (diorama’s) achter, maar ook een collectie koto’s, saya’s en angisa’s.
In samenwerking met Imagine IC, verkent Modemuze het immaterieel erfgoed van koto – van het maken en dragen ervan – in de Nederlandse context. Op 5 maart 2020 – nog net voor de lockdown – werd een gespreksavond georganiseerd waarbij verschillende mensen samenkwamen in de Meesteropleiding Coupeur in Amsterdam.
Kenners, ontwerpers, verzamelaars, coupeurs en conservatoren kwamen bij elkaar om in gesprek te gaan over de verzameling van Rita. Insteek was om vanuit heel verschillende invalshoeken, de verzameling koto’s te bekijken en te bespreken vanuit expertise op het gebied van het maken, dragen, onderzoeken en presenteren van zowel Surinaamse kledingstijlen als ook Nederlandse streekdracht en textiel. Wat riep deze collectie op?
Rita Maasdamme werd geboren op Aruba (Antillen) uit Surinaamse ouders en vertrok in 1963 naar Nederland om een coupeursopleiding te volgen. Misschien wel vanwege haar band met zowel de Antillen, als Suriname en Nederland was Rita Maasdamme zich al jong bewust van haar eigen persoonlijke geschiedenis.
Ze vond het belangrijk om de eigen geschiedenis en cultuuruitingen te kennen, zowel voor de ontwikkeling van een eigen (culturele) identiteit als ook voor de ontwikkeling van zelfrespect en eigen waarde. Met haar collectie organiseerde Rita door het hele land presentaties. Bij openingen werden familieleden aangekleed in koto’s en angisa’s die ze speciaal voor de gelegenheid maakte.
Rita Maasdamme reconstrueerde, in een Nederlandse context, op een voor haar zo nauwgezette wijze, verschillende ‘drachten’ van Suriname. “Ik zie iemand die met liefde, uit haar geheugen, de voor haar zo kenmerkende klederdracht voor een Nederlands publiek creëerde.” De verscheidenheid aan koto’s uit de collectie Maasdamme resulteert in een gesprek over authenticiteit, globalisering en verschillende koto-stijlen.
Vragen zoals: ‘Wat is nou een échte koto? En wanneer is een koto écht ‘Surinaams’?’ positioneren de koto in een transculturele en -historische discussie. Alhoewel de oorsprong van de koto nog altijd ter discussie wordt gesteld, is het duidelijk dat de koto grensoverschrijdende ‘roots’ - of ook wel ‘routes’ - heeft.
Naast vorm kunnen de gebruikte stoffen veel vertellen over de ‘routes’ van de koto. “Je kunt vanuit de stoffen nog herleiden in welke periode de koto is gemaakt: het maken van de koto gaat heel erg mee met de stoffenproductie,” aldus een van de deelnemers. ‘Koto-stoffen’ kwamen van allerlei plekken in de wereld. Het gebruik van geïmporteerde stoffen is onderdeel van het DNA van de koto. “Stoffen van Nederlandse klederdrachten werden vanaf het begin gebruikt in de slavenhandel. Schepen vertrokken met textiel, en er werd mee geruild op plekken in Afrika. Diezelfde stoffen kwamen weer terug in Suriname via de kolonisten. Je herkent de stoffen in beide ‘klederdrachten’ terug.”
Behalve de stoffen is de transculturele invloed op de koto zichtbaar in de stijl en styling van de koto. Zo is het kussenachtige ‘koi’ een verwijzing naar de Cul de Paris uit de late jaren van de negentiende eeuw, en kun je de symboliek achter motieven en naamgeving van de stoffen herleiden naar tradities in West-Afrika. In de collectie van Maasdamme stond vooral de paars-fluwelen ensemble in the spotlight. Het zou verwijzen naar de Franse mode uit de Belle Époque, maar volgens ontwerper en een deelnemer ook naar de Curaçaose ‘saya ku djèki’.
De traditie van het dragen van de koto lijkt misschien versteend, maar dat is de koto volgens een deelnemer beslist niet: “De koto is zich nog steeds aan het ontwikkelen”. In de laatste jaren worden de koto’s ook verzonden naar Thailand. Men laat de koto’s daar borduren, omdat dit daar goedkoop zou zijn. Waar voorheen de koto als ‘typisch Surinaams’ werd ingekaderd, wordt de koto in dit gesprek gecontextualiseerd in een mondiale verhouding. De koto is een mooi voorbeeld van (beladen) eeuwenoude verbindingen: een ‘Global Patchwork’.
Ook de collectie van Rita Maasdamme laat deze invloeden zien. Zo worden in de collectie van Maasdamme herdrukken van yampanesi- (Javaanse) en Liberty-stoffen uit 1938 herkent. “Die stof met dat blauwe bloempje is een remake van een Liberty-stof waar Museum Rotterdam een jurk van heeft uit 1938,” aldus een deelnemer. Herkenbaar zijn ook stoffen die in de jaren ’80 en ’90 op de markt verkrijgbaar waren, zoals een herdruk van oudhollands beddengoed en een iconische Staphorster blauwdruk, gevouwen als angisa.
De koto is in constante ontwikkeling geweest, maar zijn er bepaalde sociale regels voor ‘dé koto’? Zoals al eerder verteld is, illustreert de collectie verschillende type koto’s. “Ik zie een silhouet en ontwerper. Iemand die klederdracht naar eigen hand heeft gezet. Hier en daar komt het in de buurt van ‘authenticiteit’,” aldus een deelnemer. Volgens kenners is de koto onderhevig aan de stijl van Rita. De zoektocht naar authenticiteit vormt een groot debat: Waar trek je de grens van wat een koto is? En welke stoffen mag je koto-stoffen noemen?
Een deelnemer stelde een curieuze vraag: “Is er een wet wanneer het om klederdracht gaat?” Volgens een andere deelnemer is dat pas het geval als de gemeenschap dit toepast. Maar in de praktijk is dat lastig te toetsen. “Normaal is er wel een vaste lengte van de rok of het ontwerp van de jaki’s. Maar op Surinaamse feesten is er wél ruimte om de ‘traditionele’ koto aan te passen.” Verhalen worden gedeeld over nichtjes die een mix maken onderdelen van de koto met andere stijlen. De dresscode voor een Surinaams feestje is er nog, maar volgens sommigen wel met ruimte voor eigen interpretatie.
Veel verdeeldheid is er over wat nou koto-stof is. Volgens een deelnemer gebruikte Rita Maasdamme wel eens goedkopere stoffen die je op de markt kon kopen: “Geen echte koto-stof dus”. Volgens een andere deelnemer moet een ‘echte’ koto-stof worden gesteven. “Het mag geen kunststof zijn, maar van katoen. Dit is de authentieke koto-stof.” Maar daar is niet iedereen het mee eens. “Of het goedkoop is of niet, Rita heeft haar best gedaan om haar kennis over te dragen aan het publiek.” Een andere deelnemer haakt hierop in: “Er zit veel individualiteit en trendgevoeligheid in de koto. Misschien vertelt deze collectie dan misschien juist het verhaal van de koto: dat die altijd veranderlijk is. Dé koto bestaat dus niet.”
Welke rol speelt de koto in het Nederlands erfgoed en welke plek zou het kunnen hebben in het museale veld? De collectie van Rita Maasdamme is duidelijk een eigen interpretatie en niet alle stijlen zijn heri stijlen (complete stijlen). Het zou daarom geen kloppende collectie zijn om ‘types’ te illustreren. Een deelnemer ziet vooral het belang in het persoonlijke van de collectie: “het bevraagt juist wat ‘authenticiteit’ en ‘traditie’ betekent. De culturele dynamiek waar cultuur elkaar kruist zie je terug in de kleding. Ik probeer dracht om te draaien in individuele interpretaties. Als we aan mode denken, denkt men vaak aan Parijs of Margiela, maar kunnen we de koto ook zien binnen het kader ‘mode’?
Andere deelnemers zien andere vormen van het opnemen van de collectie. Zo vindt de een vooral het persoonlijke van de collectie interessant: “Het is misschien wel belangrijker om het verhaal te vertellen van de collectie, in plaats van het opnemen van een collectie.” Een andere deelnemer ziet ook kans in een voortzetting van Rita’s traditie: “Deze discussie is bijna net zo belangrijk om op te nemen in zo’n collectie. Maar hoort dit fysiek thuis in een museumcollectie? Is het niet bijzonder om dit te laten reizen en de traditie van het showen te laten zien? Zou je dat dan die reis niet kunnen verzamelen?”
De deelnemers zien veel waarde in de collectie en zijn vooral erg geraakt door Rita’s toewijding. “Ik vind het erg leuk om te zien dat er zo een variëteit is aan hoe het gedecoreerd is - hoe de stoffen bewerkt zijn. Het voelt alsof iemand terug wil naar iets, naar een herinnering, en die daarvoor de juiste dingen zoekt. Vaak verliezen we de persoonlijke verhalen van dit soort collecties, dus het is juist heel krachtig als je dit verhaal wel hebt. Hoe je het inzet en daarna gebruikt is op heel veel manieren mogelijk: je kunt heel veel kanten op gaan.”
Grote dank aan deelnemers, waaronder Carlien de Jong Macnack, Daan van Dartel, Danielle Kuijten, Dieuwertje Wijsmuller, Ella Broek, Elsie Gumbs, Eugenie Falix, Flora van Egenhout, Gieneke Arnolli, Jane Schubert, Judith van der Werf, Jules Rijssen, Laurindo Andrea, Liesbeth Bottse, Roger Gerards, Roos Vreman, Sabine Bolk, Sjouk Hoitsma en Vincent van der Kaap.
Meer weten over dit gesprek? Lees verder over deze bijeenkomst op de website van Imagine IC.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie