Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Naast een passie voor kostuumgeschiedenis draag ik bijna dagelijks vintage uit de jaren 1930 en 1940. Naar aanleiding van een lezing voor Modemuze in de OBA schrijf ik een serie van drie blogs waarin ik mijn persoonlijke kennis over vintage wil delen. In deze blog richt ik mij op het kopen en herkennen van vintage tot aan de jaren 1960.
Ik krijg vaak de vraag ‘hoe kom je toch aan jouw kleren?’ Het antwoord is niet eenvoudig maar begint met goed zoeken. Toen ik rond 2008 naar de ‘de grote stad’ verhuisde voor mijn studie begon ik met het kopen en dragen van vintage. Mijn eerste en beste adres was het kraampje van Maaike op het Waterlooplein, dat helaas net niet meer bestaat. Toch is Amsterdam een goede plek om vintage te kopen voor een relatief schappelijke prijs.
Er zijn een aantal goed geselecteerde vintagewinkels (zoals Laura Dols en Bis Vintage) waar je voor een redelijke prijs kunt slagen. Bij ketens als Episode en Marbles met meerdere vestigingen in Amsterdam worden naast een overvloed aan jaren 80 vintage ook jurken uit de jaren 20-60 verkocht, de prijzen zijn hier lager.
Voor al mijn vintage adressen en behapbare looproutes (met kaartjes) kun je terecht op mijn blog waarvoor ik een ‘Vintage Shopping Guide’ voor Amsterdam heb geschreven.
Vintage Shopping Guide to Amsterdam
Het is echter wel een kwestie van weten waar je naar moet kijken. Het herkennen van vintage is iets dat je moet leren. Hieronder geef ik een aantal tips die daarbij kunnen helpen.
Allereerst is vintage te herkennen aan de algemene stijl van een bepaalde periode, zoals een lage taille voor de jaren 20, pofmouwen voor de late jaren 30 en 40 en aangeknipte mouwen en wijde langere rokken voor de jaren 50.
Modeplaten en foto’s uit verschillende periodes zijn goed vergelijkingsmateriaal. Omdat stijlen vaak worden gerecycled is dit maar een eerste stap. Zo werden in de jaren 70 en 80 veel jurken in de stijl van de jaren 30, 40 en 50 gemaakt die qua snit nauwelijks te onderscheiden zijn.
Ook is het goed om te weten dat bepaalde modes vaak nog lang werden doorgedragen, daarom probeer ik bij het dateren van kleding te kijken naar het meest recente stijlelement. Het zit ‘m vaak in de details waarvoor je in de loop van de tijd een fingerspitzengefühl ontwikkelt. Toch zijn er een aantal dingen die als leidraad kunnen dienen als je net begint. Hieronder som ik ze op.
Veel vintage van voor de jaren 60 heeft, zeker in Europa, geen merk. Kleding werd thuis of door een huisnaaister gemaakt. Confectie is soms te herkennen door kleine maatetiketjes in de nek (de maten komen echter niet meer overeen met onze huidige maten, waardoor een 40 als een 36 kan vallen). Wanneer er wel een merk in zit kan het helpen dit te googelen. Andersoortige labels hebben te maken met de productie zoals het ‘CC41’ label dat in het Verenigd Koningkrijk werd gebruikt voor utility-kleding tijdens en na de Tweede Wereldoorlog en Amerikaanse Union-labels die eerlijke werkomstandigheden garandeerden.
Deze labels kunnen helpen bij het dateren omdat ze maar een bepaalde tijd werden gebruikt. Af en toe is ergens ook een naam in genaaid, waarbij het goed mogelijk dat de jurk met de originele eigenaar is meeverhuisd naar een bejaardentehuis.
Natuurlijke stoffen als katoen, wol en zijde werden en worden nog steeds gebruikt en zeggen daarom weinig over de leeftijd (een waslabel waar het materiaal op staat dan weer wel, die werden pas in de jaren 60 algemeen). Andere stoffen zijn meer specifiek voor een bepaalde periode. Vanaf de jaren 20 tot het begin van de jaren 50 is één van de meest gebruikte stoffen ‘rayon’ (wat wij tegenwoordig viscose noemen), dat voor veel verschillende (crêpe)weefsels werd gebruikt .
Nylon is vlak voor de Tweede Wereldoorlog ontdekt maar werd pas vanaf de jaren 50 gemeengoed. Nylon voelt ‘glazig’ aan en ademt niet. Het was een eerste voorbeeld van kunstvezels die vanaf die tijd werden gebruikt met namen als Enkalon en Dralon.
In de jaren 30 t/m 50 hadden jurken over het algemeen een sluiting aan de zijkant. Soms zijn dit haken en ogen of drukknopen maar vanaf het midden van de jaren 30 werden steeds vaker ritsen van metaal gebruikt. Jurken met een kunststof rits aan de achterkant zijn bijna altijd van na 1960. Er zijn uitzonderingen maar over het algemeen is dit een goede manier om te bepalen of iets écht oud is.
Het is altijd raadzaam naar de binnenkant van een kledingstuk te kijken. Naden werden vroeger anders afgewerkt dan we tegenwoordig gewend zijn. Wanneer een kledingstuk thuis werd vervaardigd werden de naden soms níet en vaak met de hand afgewerkt. Afwerking met een zigzag steek komt vanaf de jaren 30 voor. Andere manieren van afwerken zijn omnaaien en het knippen met een kartelschaal. Tegenwoordig zijn naden meestal afgewerkt met een (over)lockmachine. Gelockte naden duiden er in veel gevallen op dat een kledingstuk van na 1960 is. Ook hier zijn uitzonderingen, zo werd ondergoed al veel eerder gelockt.
Deze informatie kan helpen wanneer je zoekt naar vintage maar is zeker geen garantie dat je ook iets vindt. Oudere vintage is steeds moeilijker verkrijgbaar omdat het aanbod schaarser wordt. Reken er dus op dat tijd (en enthousiasme) in de zoektocht moet worden geïnvesteerd!
In de volgende blog in deze serie ga ik in op hoe je met vintage om moet gaan. Het dragen, herstellen en heel belangrijk het wassen van vintage van voor de jaren 1960 gaat anders dan bij moderne(re) kledingstukken.
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Het herkennen van schoudervullingen en sous-bras, vaak zitten er drukkertjes?
Monique (of Moniek) Bröring, heeft veel jaren '40 kleding gedragen. Zij zat bij mij op de Mode Academie Vogue (parallelklas) te Amsterdam en ze is textielontwerpster geworden, ze is een dochter van Bröring die de slaapcomfortwinkel heeft opgericht op het Gelderlandplein Amsterdam-Buitenveldert