Elk jaar op 24 april sta ik stil bij de slachtoffers van de Rana Plaza-fabrieksramp die in 2013 in Dhaka, de hoofdstad van Bangladesh, plaatsvond. Vanwege de huidige corona-crisis is “Fashion Revolution Day” wel heel bijzonder: geen evenementen, maar des te meer reden om aandacht aan dit thema te besteden. Wat is er in de afgelopen zeven jaar gebeurd en hoe staan we er op dit moment voor?
Sinds 24 april 2013 bevindt de modewereld zich in een crisis. Bij de instorting van het Rana Plaza-complex kwamen ruim elfhonderd fabrieksmedewerkers om het leven en raakten meer dan tweeduizend mensen gewond. Het gebouw huisde voornamelijk textielfabrieken die kleding produceerden voor kleine maar ook grotere modemerken. Achteraf bleek dat de bovenste vier verdiepingen zonder toestemming gebouwd waren en dat het pand al langere tijd in kritieke staat verkeerde. De dag voor de ramp zaten er zelfs scheuren in de muren. Toch hadden de lokale fabriekseigenaren de arbeiders gedwongen aan het werk te gaan, onder dreiging dat hun salaris zou worden ingehouden.
Hoewel de sector al een verleden van dodelijke slachtoffers kende, had de modewereld nog niet eerder zo’n grote catastrofe gezien. De instorting van het Rana Plaza legde bloot wat we eigenlijk al wisten: de omstandigheden in textielfabrieken in lagelonenlanden zijn verre van wenselijk. Hier werd duidelijk dat Rana Plaza niet enkel een ongeluk was, maar het haast onvermijdelijke gevolg van de modesector. De ramp was daarmee een belangrijk keerpunt in hoe er naar de kledingindustrie werd gekeken.
De instorting van het Rana Plaza bracht een storm aan kritische reacties teweeg. In de nasleep van de ramp werden de modegiganten die hun kleding in het Rana Plaza lieten produceren verantwoordelijk gehouden. Zij hadden hun machtspositie als multinational moeten inzetten. Samen met lokale fabriekseigenaren en vakbonden ondertekenden zij het Accord on Fire and Building Safety in Bangladesh. Dit wettelijk bindende akkoord zou zich vijf jaar lang inzetten om veiligheids- en gezondheidsmaatregelen in textielfabrieken door te voeren. Daarnaast werd de Noord-Amerikaanse Alliance for Bangladesh Worker Safety opgericht.
Sindsdien controleerden inspecteurs uit Europa en de Verenigde Staten meer dan 1.600 Bengalese fabrieken, werden honderden gebouwen gerenoveerd en duizenden gevaren verholpen. Bovendien sloten steeds meer textielarbeiders zich aan bij vakbonden om hun rechten te beschermen en werden er nieuwe lokale vakbonden opgericht. De Alliantie trok zich in 2018 zoals gepland uit Bangladesh terug. Het Akkoord daarentegen werd verlengd met een nieuwe overeenkomst: het Transitieakkoord. In tegenstelling tot de originele overeenkomst gaf het Transitieakkoord fabrieksmedewerkers het recht tot werkweigering in het geval van een onveilige of schadelijke werkomgeving.
Toch is gebleken dat zowel fabriekseigenaren als modemerken niet bereid zijn om zich aan de overeengekomen afspraken te houden. De #MeToo beweging heeft aan het licht gebracht dat nog altijd fysieke, verbale en seksuele intimidatie op de werkvloer plaatsvindt. Daarbij hebben grote modemerken in de afgelopen zeven jaar nauwelijks moeite gedaan om hun belofte van eerlijke lonen voor textielarbeiders na te komen. Als reactie op aanhoudende misstanden en lage lonen in de textielindustrie vonden eind 2018 massale stakingen en protesten plaats in Bangladesh. Ongeveer 11.600 fabrieksmedewerkers werden daarna ontslagen, gearresteerd of gevangen genomen.
Vanaf eind mei dit jaar - een jaar eerder dan oorspronkelijk gepland - vervalt het Bangladesh-Transitieakkoord. Lokale instanties zullen de verantwoordelijkheid overnemen voor de veiligheid, gezondheid en rechtvaardigheid in Bengalese fabrieken. In samenwerking met de Bangladesh Garment Manufacturers and Exporters Association (BGMEA) - de nationale vertegenwoordiger van de kledingindustrie in Bangladesh - werd de RMG (Ready-Made Garments) Sustainability Council (RSC) in het leven geroepen. De RSC zal taken als veiligheidsinspecties, scholing, renovatie en klachtenafhandeling overnemen.
De huidige corona-crisis werpt echter een nieuw licht op de situatie. Nu kledingwinkels wereldwijd hun deuren hebben gesloten, komt de productie stil te liggen, met alle rampzalige gevolgen van dien. In Bangladesh is al voor ruim 3 miljard dollar aan bestellingen geannuleerd. Het gaat om 980 miljard kledingstukken uit 1143 fabrieken. Meer dan 2 miljoen Bengalese textielarbeiders zijn hiervan het slachtoffer. Lopende bestellingen die klaar zijn voor export worden geannuleerd en ondanks dringende oproepen van lokale en internationale initiatieven, weigeren toonaangevende modemerken als Primark, C&A en Walmart hiervoor te betalen. Zelfs het geleverde werk en de gebruikte grondstoffen worden niet gecompenseerd.
De regering van Bangladesh heeft een hulppakket van 5,4 miljoen euro aangekondigd om de industrie te ondersteunen. Het is nog maar de vraag of fabrieksarbeiders hier ook maar een stuiver van te zien krijgen. “Geen werk, geen loon” luidt de keiharde vuistregel van fabriekseigenaren. Vanwege COVID-19 zijn de kledingfabrieken momenteel gesloten. Toch zullen deze hoogstwaarschijnlijk volgende week weer openen, uit financiële noodzaak voor fabrieken en hun medewerkers. Vertegenwoordigers van de sector zoals Rubana Huq, voorzitter van BGMEA, en Matthijs Crietee van de International Apparel Foundation (IAF) wijzen internationale modemerken erop dat zij zich ten tijde van Rana Plaza ook voor de rechten van textielarbeiders hebben ingezet. Zeven jaar later worden hun intenties op de proef gesteld.
Toegegeven, in het licht van de huidige ontwikkelingen vind ik het moeilijk om niet in passiviteit te vervallen. Het erfgoed van de Rana Plaza-ramp is een kritisch perspectief op de kledingindustrie, dat gepaard gaat met achterdocht, schuld en schaamte. Deze houding is weliswaar van essentieel belang voor het algemene bewustzijn. Toch draagt ze vooral uit dat we het verkeerd doen, het altijd al verkeerd hebben gedaan, en dat het heel lastig is om het wel goed te doen. Wanneer namelijk elke vorm van deelname aan het modesysteem afkeurenswaardig is, rest er nog maar één optie: niets meer doen. Deze denkwijze heeft enkel een verlammend gevoel van machteloosheid tot gevolg.
Maar Rana Plaza heeft ons eveneens laten zien dat er een wereldwijd verlangen naar verbetering bestaat, waar we ook hoop uit kunnen putten. Meer dan ooit hebben we onze verbeelding nodig om onze verlamming te overwinnen. Zoals Arundhati Roy het zo treffend verwoordt, is de huidige crisis een portaal tussen de bestaande wereld, en een nieuwe werkelijkheid. Wat zowel de corona-crisis, als de crisis in de modewereld aan het licht hebben gebracht is onze verbondenheid met de rest van de wereld. Onze acties en verlangens zijn van invloed op het leven van anderen. Binnen de modesector heeft dit vaak negatieve gevolgen, met de duizenden verloren mensenlevens in de Rana-Plaza-fabrieksramp als dieptepunt. Echter, als veel van onze huidige keuzes negatieve gevolgen hebben, kunnen andere beslissingen ook een positieve invloed op het leven van anderen uitoefenen. Op die manier dragen we zorg voor elkaar. De realisatie dat verandering niet alleen noodzakelijk, maar ook haalbaar is, vormt een optimistische drijfveer voor een verdere transformatie van de modewereld.
Wil je bijdragen aan de Fashion Revolution? Informatie, (online) events & praktische tips:
Blijf op de hoogte van de actuele ontwikkelingen omtrent de invloed van COVID-19 op de kledingindustrie in Bangladesh:
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie