Bauw

 

De bauw, ook wel baaf genoemd, die vermoedelijk zijn oorsprong heeft gevonden in een wasbare bescherming tegen morsen bij het eten (bij baby's een kwijlbauw), heeft in de dracht een blijvende...

Doorzoek de website met tags
Maker
onbekend
Objectnummer
004988
Instelling
Zuiderzeemuseum Enkhuizen
Periode
1850 - 1925
Credits
Zuiderzeemuseum Enkhuizen
Herkomst
aankoop 1954-10-18

De bauw, ook wel baaf genoemd, die vermoedelijk zijn oorsprong heeft gevonden in een wasbare bescherming tegen morsen bij het eten (bij baby's een kwijlbauw), heeft in de dracht een blijvende plaats gekregen. Door de keuze van het materiaal en de bewerking daarvan is de bauw veelal een kostbaar sierraad van pronk geworden. Het opkledersbauwtje bestaat uit twee rechthoekige reepjes linnen, versierd met snee- stop- en witwerk, die met elkaar verbonden zijn door een kloskantje. Onder dit kantje wordt een stukje rood baai gelegd, een zo genoemde"blinker" die mooi rood doorschemert. Op het midden van de paneeltjes worden de initialen van de ouders gewerkt in rode zijde in prentletters. Rechts de voorletter van de vader met die van diens vader en links die van de moeder met die van haar vader. Het opkledersbauwtje (babbetje) wordt gedragen door het kindje in de baker, en ongeveer 14 dagen na de geboorte wordt deze verwisseld voor de gewone jongens- of meisjesbauw. Op dit babybauwtje staan in rode zijde geborduurde initialen van de vader en moeder ‘K C’ links en ’N P’ rechts, in Friese letters. Twee rechthoekige reepjes wit linnen met snee- en witwerk en aan weerszijde daarvan drie rijen lommerdjes, daartussen een smal kloskantje, rechts de initialen K.C. in rood in; friese letters, links de initialen N.P. gedragen door kindje in de baker. De bauw, ook wel baaf genoemd, die vermoedelijk zijn oorsprong heeft gevonden in een wasbare bescherming tegen morsen bij het eten (bij baby's een kwijlbauw), heeft in de dracht een blijvende plaats gekregen. Door de keuze van het materiaal en de bewerking daarvan is de bauw veelal een kostbaar sierraad van pronk geworden.; Het opkledersbauwtje bestaat uit twee rechthoekige reepjes linnen, versierd met snee- stop- en witwerk, die met elkaar verbonden zijn door een kloskantje. Onder dit kantje wordt een stukje rood baai gelegd, een z.g. "blinker" die mooi rood doorschemert. Op het midden van de paneeltjes worden de initialen van de ouders gewerkt in rode zijde in prentletters. Rechts de voorletter van de vader met die van diens vader en links die van de moeder met die van haar vader.; Het opkledersbauwtje (babbetje) wordt gedragen door het kindje in de baker, en ongeveer 14 dagen na de geboorte wordt deze verwisseld voor de gewone jongens- of meisjesbauw.De eerste veertien dagen draagt de baby een wit bauwtje of babbetje, een soort slab, van snee- en stopwerk. Van oorsprong was dit soort slabben bedoeld tegen knoeien bij het eten. Door de keuze van het materiaal en de bewerking daarvan werd de bauw later vooral een kostbaar sieraad. Baby’s droegen het rijk geborduurde doopbauwtje tijdens de doopplechtigheid over het witte babybauwtje heen. Op dit babybauwtje staan in rode zijde geborduurde initialen van de vader en moeder ‘K C’ links en ’N P’ rechts, in Friese letters.

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie