Een meisje draagt vanaf het vijfde jaar een jak tot haar elfde onder de lieffiessjulk, daarna als de volwassen vrouwen. Het jak vertoont een 18de eeuwse nadenloop. Begin 19de eeuw werd het jak...
Een meisje draagt vanaf het vijfde jaar een jak tot haar elfde onder de lieffiessjulk, daarna als de volwassen vrouwen. Het jak vertoont een 18de eeuwse nadenloop. Begin 19de eeuw werd het jak gestileerd naar de heersende mode. De hoge taillelijn op de rug is afgeleid van de empirestijl. In de 20ste eeuw zakt deze taillelijn en is na 1940 nagenoeg recht. Waarschijnlijk omdat het eenvoudiger en voordeliger knippen is zijn de mouwen deels aangeknipt. Zwarte wollen jakken zijn voor de zware rouw. Hofrouw en swisserse jakken voor de lichte rouw. Brung voor de zondag, het dopen, belijdenis en het bruidsjak. Nachtgrondsits voor het bruidskostuum, dopen en belijdenis. Korenblauw voor door de week. Gooiers korenblauw voor de zondag. Het jak wordt nu alleen buiten in de winter gedragen. Tot in het begin van deze eeuw het gehele jaar Bruine ondergrond met strooiboeketjes in rose en groen, zgn bosjesbruin jak. De voorkant van de schoot is bruin met roosmotief in rose en groen. Het jak is geknipt zonder schoudernaden, aangeknipte mouwen die op lengte zijn gemaakt met dezelfde stof, sluiting mouwsplit met een haak en twee trensjes. Achter licht gebogen taillenaad, middenachter een geheel vastgezette stolpplooi. Daarboven twee veelkleurige stoffen knopen en een haak. In de V-vorm van de nek een lapje stof van de rode doek. Voering lijfje blauwe en zwarte keperkatoen, voering schoot grote en kleine blauw/witte ruiten en achter een strook van een grote rood/witte ruit, voering mouwen vanaf de elleboog eerst een grote blauw/witte ruit, dan een klein rood/wit ruitje , vervolgens een klein rod/wit/blauw ruitje. Veel sporen van oude stiknaden. Sluiting met 4 haken en ogen.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie