Deze doek is een van de "dikke" doeken in het Karo repertoire. Voor de Karo is de "dikte" van hun doeken een belangrijk eigenschap. Zij maken een onderscheid tussen dunne (uwis nipes) en dikke...
Deze doek is een van de "dikke" doeken in het Karo repertoire. Voor de Karo is de "dikte" van hun doeken een belangrijk eigenschap. Zij maken een onderscheid tussen dunne (uwis nipes) en dikke (uwis julu) doeken. "Cabur" betekent verspreid of verstrooid (Joustra 1907:225) en "lenga" betekent sesamzaden (Neumann 1951:174). "Cabur lenga" is een Karo uitdrukking voor sproetjes op het gezicht, of huidvlekken (Joustra 1907:217). Deze doek wordt gekenmerkt door effen donkerblauwe zijbanen van ongeveer 12 cm breed en een middenbaan die is versierd met donkere en lichtere strepen. De grens tussen zijbaan en middenbaan wordt gevormd door een samenstelling van twee strepen, ongeveer 2,5 cm uit elkaar. De strepen vallen op omdat ze effen wit van kleur zijn en contrasteren sterk met de rest van de doek. Dit is typerend voor Karo doeken. De uiteinden van de doek zijn met afwisselende rijen rode en blauwe inslag versierd. Vervaardiging De volgorde van de kettingdraden in de middenbaan van deze doek is als volgt: drie lichtblauwe kettingdraden, drie donkerblauwe kettingdraden, een rode kettingdraad, drie donkerblauwe kettingdraden. Deze volgorde wordt consequent herhaald en komt vaker in middenvelden van blauwe Karo en Simalungun doeken voor.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie