Het Karo woord 'teba' betekent 'Toba'. Waarschijnlijk geeft deze naam de culturele origine (Toba-Batak) van de doek aan. Veel van de doeken in de Karo-serie zijn of door de doeken van andere...
Het Karo woord 'teba' betekent 'Toba'. Waarschijnlijk geeft deze naam de culturele origine (Toba-Batak) van de doek aan. Veel van de doeken in de Karo-serie zijn of door de doeken van andere streken geïnspireerd of binnengebracht via de handel. Deze doek is een Karodoek en verschilt van de Toba-Batak variant die 'bolean' of 'bolayan' heet, waar hij veel op lijkt. Sinds de koloniale tijd en het aanleggen van de weg tussen Karo en de oostkust van Sumatra, hebben Karovrouwen steeds meer energie in het verbouwen van handelsgewassen gestopt en steeds minder in het weven van doeken. Tegen de 21ste eeuwwisseling waren het alleen maar Toba-Batak weefsters die nog Karodoeken maakten. Kenmerkend voor deze doeken zijn de donkere indigoblauwe, bijna zwarte kleur, zeer smalle zijbanen aan de zelfkanten, en heldere lichtblauwe tot witte strepen in het middenveld. Deze kunnen variëren als volgt: Meestal zijn er vijf of zes strepen in het middenveld op regelmatige afstand van elkaar. Deze strepen bestaan meestal uit twee smalle strepen met de grondkleur van de doek ertussen. Tussen deze grotere strepen omvat een doek een of drie smallere streepjes. Het komt ook voor dat een doek geen streepjes heeft tussen de grotere strepen. Hierin verschilt deze soort doek niet van de Toba-Batak 'bolean' doek. Verder is de grens tussen de zijbanen en het middenveld door een eenvoudig streepje aangegeven. Een paar slagen van inslag van een afwijkende kleur (meestal wit, soms rood) worden wel eens aangetroffen aan een uiteinde van de doek. De getwijnde inslagrand in de franje aan het uiteinde van de doek is zeer eenvoudig en bestaat uit enkele rijen rode inslag zonder patronen. Hierin verschilt de doek van de Toba Batak 'bolean' die meestal een patroonrand van rood en wit heeft. Deze soort doek kan op vele manieren worden gebruikt. Voor vrouwen dient het als hoofddoek ('tudung') (Niessen 1993:88, fig. 69; Sibeth 1991:186, fig. 253), en heupdoek ('abit'). Ook in het Pakpak-Batak gebied waar veel Karo doeksoorten worden gebruikt, dient het als abit voor vrouwen (Niessen 1993:51). Kinderen en vrouwen gebruiken het als omslagdoek ('cabin') (Niessen 1993:69, fig. 54). Mannen dragen het als schouderdoek ('kadangkadangan') (Niessen 1993:88, fig. 69). De doek heeft ook een rituele betekenis en wordt door vrouwen gebruikt bij huwelijks- en begrafenisrituelen en ook bij de 'wassenceremonie' ('erpangir kulau').
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie