Tipdoeken worden over het jak gedragen met een punt (tippe) op de rug vastgehecht en op de borst vastgespeld. Ze zijn meestal van wit, maar soms ook van zwart katoenen tule. Neteldoek of batist...
Tipdoeken worden over het jak gedragen met een punt (tippe) op de rug vastgehecht en op de borst vastgespeld. Ze zijn meestal van wit, maar soms ook van zwart katoenen tule. Neteldoek of batist wordt ook wel een enkele keer gedragen. De tipdoeken zijn vaak rijk geborduurd met bloemmotieven in tamboereerwerk in combinatie met doorstoppen. De tipdoek (ook wel fichu genoemd) is meestal driekantig, maar soms ook in de vorm van het jakje geknipt met kraagje. In 1870 droeg men meestal geen tipdoek meer. Tipdoekje van geborduurde witte tule. De lange zijde voorzien van een fijn geschulpte rand, de twee korte zijden wat grover geschulpt. In iedere schulp is een bloemrank met bloemetjes en blaadjes geborduurd.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie