Archeologische textielvondsten krijgen zelden de aandacht die ze écht verdienen. Het project ‘Verborgen dracht in de schijnwerpers’ wil daar verandering in brengen. Het project brengt textiele vondsten in context door deze te presenteren in de vorm van replica’s. In deze blog-serie vertelt Martine Teunissen meer over het maakproces en het gebruik hiervan.
Een benen kam is een verzorgingsinstrument waarmee je door je haren kunt kammen. Ze werden al vanaf de Romeinse tijd gebruikt door mannen én vrouwen. Kammen, in tegenstelling tot borstels, bestaan uit één stuk. Tegenwoordig worden veel kammen gemaakt van plastic, maar vroeger werden ze gemaakt van onder meer hout, koeienbot, hertengewei en ivoor.
Er zijn veel archeologische vondsten gedaan van kammen. Deze zijn allemaal zeer fijn gemaakt. In het kader van het project ‘Verborgen dracht in de schijnwerpers’ is ook een replica van een benen kam gemaakt. Maar de replica bleek moeilijker te maken dan gedacht…
Beenbewerkster Marloes Keereweer ging voor mij aan de slag met het (na)maken van een benen kam. Ik heb haar allerlei foto’s gestuurd van verschillende kammen uit depots in Noord- en Zuid-Holland. Ik werk al jaren met Marloes samen op historische ambachtenmarkten, waarbij ze onder andere demonstraties been bewerken geeft. Haar creaties zijn heel verfijnd en grotendeels met de hand gemaakt.
Om een benen kam na te maken heb je het juiste soort bot nodig. Een vlak bot van ongeveer 4 x 8 cm is het beste. Marloes gaf aan dat ze een kam uit een schouderblad van een koe zou kunnen halen. Echter, het massieve stuk daarvan zou mogelijk net iets te dun kunnen zijn en dus niet stevig genoeg voor een kam. Het schouderblad van een oudere koe is mogelijk wat dikker, maar doordat de koeien van tegenwoordig niet meer zo lang leven zijn hun schouderbladen dus vaak te dun.
In de dierenwinkel zijn botten van het goede formaat verkrijgbaar. Deze worden normaliter verkocht als snoep voor de hond. Het nadeel aan deze botten is dat je niet weet hoe oud deze zijn. Daarnaast weet je niet of deze misschien zijn gebarsten doordat ze bijvoorbeeld op een stenen vloer zijn gevallen.
Marloes koos toch een bot uit de dierenwinkel. Het nadeel van het bot was dat de tanden van de kam haaks op de groeirichting van het bot gezaagd moesten worden. Bij bot, net als bij hout, wordt het zagen tegen de richting van de nerf afgeraden omdat je daardoor kans hebt op breuken.
Ondanks dat het bot tegen de nerf in gezaagd moest worden, was de maat en dikte ervan zeer geschikt en ging Marloes ermee aan de slag. Maar helaas, bij de eerste poging braken er al twee tanden naast elkaar af tijdens het zagen. Omdat het bot vrij kwetsbaar is was het moeilijk deze in een lijmklem goed vast te zetten. Ook met heel veel zacht materiaal tussen de lijmklem en het bot, was het nog steeds oppassen geblazen. De boel gaat snel schuiven en een breuk is zo gebeurd. Marloes vroeg zich af hoe ze vroeger de botten vastklemden. Zou dit met houten keggen gedaan zijn? En werd het bot eerst te weken gelegd zodat het zachter werd en beter te bewerken? Het gewei van een hert, dat gebruikt werd voor kammen in de Romeinse tijd en middeleeuwen, is steviger dan koeienbot, maar kwam minder vaak voor in de vroegmoderne tijd. Ivoor gaan we natuurlijk niet meer gebruiken.
Bij de tweede poging met een nieuw bot heeft ze de kam eerst weken in water gelegd. Dat ging al beter, maar nog was het een raadsel hoe ze het in de middeleeuwen en vroegmoderne tijd zo fijn én zo precies voor elkaar hebben gekregen. Het eindresultaat is namelijk een stuk grover geworden dan de oude vondsten én er is weer een tand gebroken. Het vakmanschap van vroeger lag echt op een hoog niveau, iets wat we nu op hobby-matige wijze, en ondanks jarenlange ervaring nauwelijks kunnen evenaren.
Overigens is in deze laatste opmerking niet alleen de hobby-matige kant van belang. Reenacters, gepassioneerde historici en kostuummakers proberen volledige kledingstukken na te maken én alle stappen zelf uit te voeren. Soms gaan we zelfs zo ver dat we stof weven, sokken en mutsen breien, wol vervilten, naaien, versieringen maken etc. en dat allemaal door één persoon. Vroeger waren alleen al in de wolbewerking (denk aan de 16de eeuwse Leidse lakennijverheid) bijna alle stappen gespecialiseerde beroepen. Je was kammer, wever, voller, verver of nopster. Ook de kleermaker was een gespecialiseerd beroep dat aan strenge eisen binnen het gilde moest voldoen.
In de 16de-18de eeuw vielen wollenaaisters (de vrouwelijke tegenhanger van kleermakers) vaak buiten het gilde (behalve in Amsterdam) maar ook zij hadden hun specialisaties. Linnennaaisters verzorgden hemden en allerlei hals- en neusdoeken De korsetmaker was in de 18de eeuw bijna altijd een man en gespecialiseerd in zijn vak. We proberen al deze beroepen te evenaren en voor veel mensen ook nog eens in onze vrije tijd. Dat we niet de kwaliteit kunnen behalen die men vroeger wel behaalde zou eigenlijk geen verrassing moeten zijn.
De zoektocht naar de kleding van de vroegmoderne vrouw en de ervaringen bij het maken én dragen van historische kleding deel ik in mijn nieuwe boek. Help jij met de laatste financiën rond krijgen én kies je als tegenprestatie het boek? Een donatie zonder tegenprestatie is natuurlijk ook welkom: https://www.voordekunst.nl/projecten/10388-publicatie-over-historische-kostuums
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie