Deze Toba Batak heupdoek wordt in het gebied ten zuidwesten van het Tobameer nog steeds gemaakt waar 'traditionele rituele doeken' nog hoog worden gewaardeerd. Dit is een goede zaak want aangezien...
Deze Toba Batak heupdoek wordt in het gebied ten zuidwesten van het Tobameer nog steeds gemaakt waar 'traditionele rituele doeken' nog hoog worden gewaardeerd. Dit is een goede zaak want aangezien zij zelden nog worden gedragen zijn veel heupdoeken vergeten en verdwenen. Van der Tuuk heeft enkele exemplaren in 1852 gekocht en vervolgens aan Natural Artis Magistra geschonken. Deze zijn achter in zijn woordenboek (1861) afgebeeld, echter zo onduidelijk dat het niet mogelijk is precies de overeenkomsten en verschillen tussen de 'bopbop' en de 'simarinjam' na te gaan. De classificatie van deze doek is gebaseerd op het ontwerp van de tegenwoordig gemaakte 'simarinjam' doeken. 'Injam' is een Toba Batak woord dat 'leen' betekent, terwijl met 'morinjam' planten of bomen die uit een andere groeien worden aangeduid (van der Tuuk 1861:40). Het kan zijn dat de naam naar de felrode zijbanen verwijst omdat zij apart worden geweven en vervolgens aan de middenbaan aangenaaid, of misschien omdat ze door een weefster in een andere regio worden geweven. De doek heeft een reeks namen, onder andere 'simargan sisi', 'simardan sisi', 'simarjan sisi', 'simarigat sisi', 'marinjam sisi' en 'morinjam'. Deze doeksoort was ooit door het hele Toba gebied verspreid. Kenmerkend van deze doek zijn rode zijbanen die apart worden geweven, en een indigoblauwe middenbaan die vier tot zeven strepen bevat. Deze zijn meestal (maar niet altijd) met suppletoire kettingtechniek versierd. Soms worden deze strepen ook geïkat, zodanig dat alleen de versierde delen van de strepen zichtbaar zijn als wit of lichtblauw tegen de donkerder grond. Enkele exemplaren hebben smallere strepen, zonder suppletoire kettingversiering, tussen de grotere strepen. Een simpele getwijnde inslagrand wordt gemaakt in de franje einden van de doek. Volgens Van der Tuuk, werd de 'simarinjam' als heupbedekking voornamelijk door vrouwen gedragen (Groeneboer 2002:188); volgens Tassilo Adam was dit het geval tijdens feestelijke gelegenheden. Een recentere bron geeft aan dat het kleed als heupbedekking voor mannen tijdens feestelijke gelegenheden wordt gebruikt (Rodgers 1985: 97,fig. 88). Vervaardiging In dit exemplaar van de 'simarinjam' lijkt het alsof de suppletoire kettingstrepen die door de middenbaan lopen niet doorgaand zijn, maar versnipperd. In feite lopen de kettingdraden wel door, maar de draden zijn zodanig geïkat en geweven dat patronen alleen in de uitgespaarde witte delen voorkomen. De gedeeltes waar geen patronen in voorkomen hebben dezelfde kleur als de rest van de doek.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie