Komende winter zijn behagelijke, oversized jassen nog steeds de trend. Waar het nu meer een fashion statement is, waren de grote mantels gedragen door vrouwen in de jaren 1850-1860 een manier om niet teveel figuur te tonen op straat. Over een wijde rok (met crinoline) werd een wijde mantel gedragen.
Vaak werd een zwarte mantel gedragen. Zwart was in dit geval geen rouwkleur, maar vooral een praktische kleur: het combineerde makkelijk. Zo’n zwarte mantel kwamen we tegen in het depot. De mantel is van zwarte zijde en gevoerd met zwarte gewatteerde zijde.
Aan de voorzijde zijn er twee grote mouwen. Twee losse mouwen, die met een bandje vast zitten aan de binnenkant van de mantel, worden onder de grote mouwen gedragen. De mouwen geven het effect van een omslagdoek.
De mantel sluit met haak en oog bij de kraag. De mantel is gegarneerd met zwart fluweel langs de kraag, mouwen en voorkant. Het fluweel is in schulpen geknipt. Op de fluwelen strook middenvoor zijn zwarte fluwelen sierknopen aangebracht.
Het zou de welkbekende couturier Charles Worth geweest zijn die ervoor zorgde dat de wijde mantels werden vervangen door aansluitende of doorzichtige modellen. Hij vond het namelijk zonde dat zijn mooie creaties op straat onzichtbaar waren onder de mantels.
Ook bij mevrouw Van Lennep – Teding van Berkhout, afgebeeld op de foto hierboven, is niet veel van haar japon te zien onder de wijde mantel.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie