In Huis Van Gijn worden kasboekjes van mevrouw Cornelia Johanna Hooghwinkel (1812-1869) bewaard. Zij was een Dordtse dame van stand én de moeder van Simon van Gijn, de stichter van het museum. Onlangs heeft een vrijwilliger de kasboekjes getranscribeerd waardoor ze veel beter toegankelijk zijn.
Een van die kasboekjes is voor historische kledingliefhebbers een prachtige bron, namelijk het kasboekje waarin Cornelia de uitgaven voor kleding van haarzelf, haar man Dirk de Kater van Gijn (1804-1885) en haar zoon Simon (1836-1922), in de periode 1844-1866 noteert. Ileen Montijn schreef er al eerder over in het tentoonstellingscatalogus 'Romantische mode' van het Kunstmuseum.
Dit kasboekje is zo waardevol omdat we hieruit kunnen opmaken dat deze dame ondanks haar rijkdom zuinig met haar kleding en die van haar man en zoon omging. Japonnen werden vermaakt, kregen een nieuw lijfje of andere mouwen, jassen werden gekeerd of van een nieuwe voering voorzien, schoenen en laarzen werden verzoold en hoeden opnieuw opgemaakt. Ook parasols en paraplu's werden opnieuw overtrokken.
Niet alleen worden er nieuwe japonnen besteld, ook worden oude modellen verfraaid. Zo wordt de bruine zijde japon in 1849 van een nieuw lijf en mouwen voorzien. Een jaar later krijgt de paarse neteldoekse japon een nieuw lijf. In 1852 wordt op de zwart zijde japon een nieuw lijf gezet en twee japonnen krijgen nieuwe mouwen. In 1863 laat ze een rode zijde rok verven en opnieuw opmaken.
Uiteraard koopt Cornelia ook 'ondergoed'. In 1847 koopt Cornelia voor zichzelf een 'nanking corset'. Nanking is een Chinese katoenen stof van vale of rossige gele kleur. Twee jaar later wordt er een korset 'verknapt'. In 1850 wordt er weer een Nanking korset aangeschaft, en daarna nog vier keer een grijs korset. In 1858 koopt ze een 'veren rok', een crinoline, veren slaat op het soort staal waar de hoepels van gemaakt zijn. In 1861 en in 1864 koopt Cornelia een nieuwe crinoline en ze laat er een opknappen. In Aken koopt ze twee jaar later een gestreept exemplaar.
Hoewel de vrouw dezes huizes dus zorgvuldig met haar kleding omgaat, koopt ze eens in de zoveel jaar meer dan twee japonnen: in 1847 drie stuks en 1855 vijf! Twee jaar later laat Cornelia drie japonnen maken: een bruine zijde met volants, een grijze met blauw gestreepte volants en een stoffen japon met fluwelen 'guilles' (afzetband in de vorm van kegeltjes? of het patroon?). Weer vijf nieuwe japonnen in 1865. De meeste stoffen zijn geruit en gestreept, in grijs, bruin, paars of zwart. Sommige stoffen spreken meer tot de verbeelding zoals de 'grijze toile du Nord' in 1851, de zwart-wit geruite stof in 1855 of de grijze stoffen japon met gekleurde stroken in 1859.
Opvallend is de hoeveelheid winterjassen- en laarzen die Dirk in 22 jaar besteld. In 1844 koopt hij een lekkere warme pelsjas van 25 gulden en een bouffante (lange wollen halsdoek), al eerder had hij winterlaarzen in Amsterdam gekocht. Een jaar later weer een winterjas, voor 50 gulden. In oktober 1846 laat hij zijn overjas vermaken en opknappen. Eind december 1847 hangt er een 'Duffelsche Paletot' in zijn kledingkast, een ruim vallende cape van ruwe zware wollen stof. Zijn wintergarderobe wordt in 1849 flink aangevuld: een winterjas met flanellen voering voor 44 gulden, een winterpantalon voor 18 gulden, zijn pels wordt vernieuwd en gemaakt voor 124 gulden en een paar sneeuwschoenen voor 1 gulden 40.
Het jaar erop worden er meerdere winterpantalons, -vest, -jas, overjas, een winterlaarzen en een paar gomelastieken overschoenen aangeschaft. De jaren daarna staan er geen winterjassen meer in het kasboek, maar wel winterpantalons en -laarzen. In 1854 wordt er voor 20 gulden een 'gutta percha' (soort rubber) regenjas gekocht. Pas in 1858 winkelt Dirk weer voor een winteroverjas, ditmaal in Leiden, voor 57 gulden met 3 gulden korting, ook koopt hij een paar sneeuwklompen met leder voor 5 gulden. In 1860 laat hij een winterjas keren en in 1866 wordt voor maar liefst 69 gulden een pelsjas vermaakt en met nieuw laken bekleed.
In het kledingkasboek zien we Simon opgroeien van een jongetje tot bruidegom. Simon is zo'n 8 jaar als zijn moeder zijn blauw fluwelen jasje laat vermaken. Zou dit het jasje zijn dat Simon in 1841 op het schilderij draagt?
Simon ging keurig gekleed, blijkt uit de opsomming van 1845: een laken manteltje, bretels, een geel zijde dasje, op zijn hoofd een strooien petje en in z'n zak een gekleurd zakdoekje. Verder draagt hij vaak een kiel, laarsjes van stof of van leer. In 1850 lijkt er een kentering, de laatste keer 'kielengoed' maar ook z'n eerste pantalon, hij is dan dertien. Op reis dat jaar krijgt hij een strooien hoed in Namen en in Spa een hoed, en te Brussel een paar handschoenen en hoge schoenen.
Het jaar er op krijgt hij zijn eerste pak: een jasje met pantalon en vest voor maar liefst 58 gulden. In 1853 krijgt hij een rokkostuum, en jaar later krijgt hij een robe de chambre en hij gaat dan ook paardrijden. Hij is qua kleding volwassen geworden. Als student organiseert hij met zijn Leids Studenten Corps een maskerade. Simon ontwerpt de kostuums, die door de deelnemers zelf betaald moeten worden. Een flinke kostenpost blijkt uit het kasboek van zijn moeder: zij betaalt voor zijn kostuum maar liefst 128 gulden.
Op 14 april 1864 trouwt Simon met Cornelia Vriesendorp. In maart krijgt hij een paar witte glacé handschoenen een paar verlakte schoenen bij Zeller. In april is er een post van een zwarte rok, vest en pantalon voor 71 gulden en een post voor grijze pantalon, vest en jas van 61 gulden. Zou de zwarte rok zijn trouwpak zijn? Wie betaalde voor de trouwjapon van Cornelia weten we niet. Haar ouders waren al overleden. Bijzonder leuk is dat de trouwjapon bewaard is gebleven.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie