Het Openluchtmuseum beheert de grootste collectie streekgebonden kleding in Nederland. Sieraden zijn een onlosmakelijk onderdeel van deze streekdrachten. Ze zijn dan ook in samenhang met de kleding verzameld en zo is geleidelijk een collectie van meer dan 4000 objecten ontstaan. Een recente aanwinst vormen de sieraden uit de nalatenschap van Johanna Lena van Luijk-Geluk
Johanna Lena Geluk werd in 1876 op Tholen (Zeeland) geboren en zij droeg de dracht van dit eiland. Ze was nog maar net 18 jaar geworden toen ze, samen met een ander meisje, in 1894 Tholen mocht vertegenwoordigen bij het bezoek van koningin-regentes Emma met haar dochter Wilhelmina aan Middelburg. Dertig meisjes in streekdracht en afkomstig uit de verschillende delen van Zeeland werden daar aan de koninklijke gasten voorgesteld.
Voor het speciale herinneringsboek werden alle meisjes ook nog eens gefotografeerd. Het zittende meisje op de foto is Johanna Lena. Hier draagt ze minder sieraden dan de even oude Helena Jacoba Groenewege, die ook van Tholen kwam. Het staande meisje heeft bijvoorbeeld zogenaamde ‘bovenspelden’ in haar muts. Ze zijn bovenop haar hoofd te zien. Gedurende haar leven als welgestelde boerin heeft Johanna Lena ook twee paar van deze bovenspelden gekregen. Bij haar dood in 1954 liet zij namelijk een grote hoeveelheid sieraden na. Mogelijk zijn ze niet allemaal voor of door haar aangeschaft, maar heeft zij ook sieraden van familieleden geërfd.
Hier zien we een complete sieradenset bestaande uit een oorijzer, drie paar spelden, hangers voor aan het oorijzer, een collier, een broche met bijpassende oorbellen en een ring. Deze sieraden kan Johanna Lena allemaal tegelijk gedragen hebben op zondag of bij een feestelijke gelegenheid.
Veel streeksieraden hebben een functionele oorsprong. Zo waren het oorijzer en de spelden nodig om de muts op het hoofd vast te zetten.
De krullen of spiralen van vierkant gedraaid gouddraad zijn typerend voor Tholen en werden nergens anders gedragen. Dit oorijzer was niet nieuw toen Johanna Lena het kreeg, maar de uitvoering was duur.
Om een muts verder op de plaats te houden waren spelden nodig. Oorspronkelijk waren deze, net als de oorijzers eenvoudig van uitvoering. De rijkste vrouwen droegen gouden spelden met een klein bol kopje of met een facetkopje. Ook werden spelden met een parel als kop gedragen.
Vooral in de negentiende eeuw veranderden de noodzakelijke spelden steeds meer in sieraden, die afhankelijk van de financiële situatie van de familie eenvoudig of duurder waren uitgevoerd. Johanna Lena droeg maar liefst drie paar gouden spelden, allemaal bezet met granaatjes. In de torenspelden zitten ook zaadpareltjes.
De grote ‘torenspelden’ werden tussen de krullen van het oorijzer naar achter gestoken. De kleine speldjes met gedraaide kop zaten opzij ter hoogte van de slapen in de kanten strook van de muts. En het paar amandelvormige bovenspelden heeft helemaal alleen een sierfunctie. Deze spelden werden met de kop naar elkaar toe bovenop het hoofd in de muts gestoken. Dat is ook te zien bij het staande meisje op de foto uit 1894. Door de korte steekspeldjes zou de draagster ze snel kunnen verliezen. De brochesluiting voorkomt dat.
Het meest opvallend zijn misschien wel de zogenoemde wisselbellen die aan de krullen van het oorijzer werden gehangen. Dat is goed te zien op een andere foto van Johanna Lena. De wisselbellen danken hun naam aan het feit dat de twee kanten van de bellen verschilden. Eén kant is hier bezet met granaatjes, de andere kant bestaat uit alleen filigreinwerk. De draagster kon kiezen welke kant ze zichtbaar wilde dragen.
De foto’s van Johanna Lena van Luijk-Geluk en haar sieradenset zijn opgenomen in een net verschenen boek Streeksieraden uit de collectie van het Nederlands Openluchtmuseum. Daarvoor heb ik ruim 240 sieraden uit de collectie geselecteerd. Deze sieraden zijn speciaal voor het boek gefotografeerd. De prachtige foto’s geven samen met een aantal contextuele afbeeldingen een gevarieerd beeld van de museumcollecties. In korte teksten worden de sieraden vanuit veel invalshoeken, zoals vervaardiging, ontwikkeling en vooral ook betekenis, belicht.
Naast de ‘rijke’ sieraden zoals die van Johanna Lena komen ook sieraden van onedele materialen aan bod. Die zijn veel minder bewaard gebleven omdat ze geen financiële waarde hadden. Voor mij zijn dan ook het eenvoudige messing oorijzer van Maria Reijnen-Vermeulen (1891-1965) van Zuid-Beveland of de grote houten knopen waarmee een Zeeuwse man de klep van zijn broek dichtmaakte, misschien wel de echte juweeltjes in onze collectie en in het boek.
Streeksieraden uit de collectie van het Nederlands Openluchtmuseum is uitgegeven bij Walburg Pers en ook online te bestellen.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie