Zo’n honderd jaar geleden, in de periode van het Oriëntalisme (1909-1926) en de Art Deco-periode (1915-1930), kenmerkte feestkleding voor dames zich door het gebruik van rijke stoffen en decoratieve ornamenten. Daarvoor werden onder andere kralen en pailletten van glas, metaal, parelmoer en het half-synthetische materiaal gelatine gebruikt.
Gelatine werd gewonnen uit dierlijk bindweefsel en had ten opzichte van andere materialen uit die tijd een aantal voordelen. Het was goedkoop en makkelijk te maken in verschillende kleuren, vormen en maten. Door het geringe gewicht konden ze goed op lichte kledingstoffen en accessoires gedragen worden.
Er waren alleen twee grote nadelen: gelatine smelt al bij een relatief lage temperatuur én het is slecht bestand tegen vocht. Dat kan lastig zijn onder feestelijke omstandigheden of in warmere streken. Bovendien betekende dit dat kleding met gelatine-elementen niet gewassen of gestoomd kon worden. Een regenbui kon zelfs het einde van je glitterende feestjurk veroorzaken. Ook voor een textielrestaurator vraagt de behandeling van kleding met gelatinedecoraties hierdoor altijd bijzondere aandacht.
In de eerste drie decennia van de vorige eeuw is het gebruik van gelatine voor het versieren op kleding erg populair. Een voorbeeld uit de Art Deco-periode is een avondjurk uit circa 1919-1922, waarop verschillende soorten zwarte pailletten zijn genaaid (zie foto 1 en 2). Gelatine is een kleurloos materiaal, waar tijdens het productieproces een kleurstof aan de nog vloeibare gelatine werd toegevoegd. Ook werden ze wel gelamineerd met een laagje zilvernitraat, waardoor het net lijkt alsof ze van metaal zijn.
Een jurk uit 1925 laat een andere manier van borduren met gelatinepailletten zien: een floraal motief van bloemen en blaadjes (zie foto 3 en 4). De plaatsing van het motief op de heup is kenmerkend voor de mode in de Art Deco-periode. De pailletten van de bloem in het midden zijn als de schubben van een vis over elkaar heen geplaatst, waardoor meer glans ontstaat. Pailletten werden ook wel haaks op de stof bevestigd, dicht op elkaar, om meer reliëf te bereiken.
Gelatine werd naast pailletten ook gebruikt voor andere vormen van decoratie, zoals op deze mantel uit 1910 is te zien (zie foto 5, 6 en 7). De schouders en de mouwen zijn bedekt met transparante en blauwe figuurtjes die een bloem vormen met drie blaadjes en in het midden een uitsparing. Door de ronde vorm van de blaadjes lijken het net kralen van glas. Maar schijn bedriegt, want ook dit is gelatine.
In de jaren dertig begon de ontwikkeling van pailletten van synthetisch materiaal en werd gelatine vervangen door cellulose acetaat. Dit materiaal had de voordelen van gelatine: licht in gewicht en makkelijk te produceren. Een grote vooruitgang was dat dit materiaal niet smolt in contact met water of warmte. Tegenwoordig kunnen we dus gerust flink feestend in onze glitterkleding het nieuwe jaar ingaan!
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie