De collecties van Raf Simons zijn een lust voor oog, gemoed en brein. Sinds zijn debuut in 1995 is zijn invloed op de hedendaagse mannenmode onmiskenbaar: hij introduceerde niet alleen nieuwe stijlen, maar ook symbolen en vormen. Muziek, jeugd en subculturen, moderne kunst, architectuur en design dialogeren en creëren naast én tegenover elkaar nieuwe betekenissen en verhalen.1
Simons’ interesse in de jeugdige subculturen van vroeger en nu is bekend. Zijn shows overvallen de toeschouwers met die typische zoektocht naar een identiteit in een wereld die vreemd aanvoelt, waarin de jeugd zich verenigt en zich uit door haar kledingstijl, haar identificatie met personaliteiten en met muziekgenres en haar hoop op een andere realiteit. Behalve zijn slanke pakken uit de beginperiode bepalen de mouwloze tops, brede broeken, oversized en gelaagde silhouetten, en onopvallende items uit de streetwear Simons’ signatuur.2
Deze blogpost gaat dieper in op enkele van zijn silhouetten en ontleedt hun relatie met sport. Sportswear domineert vandaag het modebeeld, maar zit al veel langer verscholen in de collecties van vooruitstrevende ontwerpers zoals Simons. De oorsprong van de individuele stukken is divers. Ze hebben een lange of korte band met sport en vrijetijd, maar zijn meestal, zoals wij ze nu kennen, gelieerd aan rebellie of non-conformistische denkbeelden.
Een lichtblauw mouwloos T-shirt met onafgewerkte mouw- en halsuitsnijdingen, dat het midden houdt tussen een gescheurde rockshirt en een basketbalshirt, op een soepel vallende brede leren trainingsbroek met elastiek in de taille en witte turnschoenen: dit is een vroeg silhouet van Raf Simons uit de lente/zomercollectie Kinetic Youth voor 1999. Het ensemble wordt afgewerkt met een oversized blazer met rafelige armsgaten, alsof de mouwen werden afgeknipt.
De functionele en comfortabele trainingsbroek wordt door Raf Simons herwerkt tot een leren, minder transpiratieabsorberende uitvoering. De joggingbroek is in de jaren 1920 uitgevonden door Émile Camuset, de oprichter van Le Coq Sportif. Het is dan nog een broek in jersey die de atleten tussen sportprestaties door dragen om de spieren warm te houden. Lange tijd dient de broek enkel een sportief doel, maar door de stijgende populariteit van sport en de hang naar een getraind lichaam verschijnen vanaf de jaren 1970 de joggingbroek en de tweedelige variant, het trainingspak, in het straatbeeld.3
Tijdens de jaren 1980 vinden ze hun weg naar de mainstreammode als een statussymbool voor de succesvolle hardwerkende man, die lichaam en geest fit houdt en fortuin maakt. Het pak is comfortabel, gemakkelijk verkrijgbaar en relatief goedkoop – afhankelijk van het merk – en wordt niet enkel binnen een sportieve context gebruikt. Diverse subculturen uiten zich als groep via het ensemble. Midden jaren 1980 dragen de bandleden van Run-DMC, maar ook andere hiphopartiesten, het oldskool trainingspak van Adidas refererend aan de Afrikaans-Amerikaanse atleten Tommie Smith en John Carlos en hun Black Powergroet tijdens de Olympische Spelen van 1968.4
De Britse voetbalgerichte casuals, een subcultuur die eind jaren 1970 in Groot-Brittannië ontstond, steunen in de jaren 1980 en 1990 hun favoriete voetbalploegen tijdens buitenlandse toernooien onder meer in pakken met merken als Fila en Sergio Tacchini. Die comfortabele outfit, die tot een soort stedelijk uniform evolueert, wordt door uiteenlopende ontwerpers gretig overgenomen en geherinterpreteerd in hun collecties. De resultaten zijn vaak helemaal onttrokken aan hun initiële, praktische functie.
De verhoudingen voor deze Kinetic Youth-collectie – slank bovenaan een breed onderaan – ontleent Raf Simons aan de cultuur van de ravers, of nog beter, van de miskende gabbers. Deze subcategorie ontstaat tijdens de jaren 1990 in Rotterdam en kenmerkt zich door harde, industriële muziek, een geschoren schedel, losse, felgekleurde trainingspakken, bij voorkeur van het merk Australian, en witte Nike Air Max-sneakers met weggestopte veters.5
Simons presenteert zijn collectie in de openlucht aan de Cité des Sciences et de l’Industrie in het Parc de la Villette in Parijs. Door de grote groep van ongeveer zestig modellen in gelijksoortige outfits en in snelle, gelijke pas te laten lopen, creëert Simons de illusie van een sportwedstrijd of een rave. Hij confronteert de toeschouwer met het verenigende groepsgevoel door de repetitie, maar toont tegelijk het unieke van die gestreetcaste jongens in hun volle jeugd, rebels en op zoek naar een eigen identiteit.
De collectie Closer voor de herfst/wintercollectie van 2003–04 markeert de eerste samenwerking tussen Raf Simons en grafisch ontwerper Peter Saville. De show van de collectie wordt geopend door vier jongens die gekleed gaan in een fishtail-parka met op de rugpanden coverontwerpen van de Britse newwavebands New Order (Technique en Power, Corruption & Lies), OMD (Dazzle Ships) en Joy Division (Unknown Pleasures). Onder hun jas dragen ze een gebreide trui, een hemd, een brede broek in jeans of wol, soepel vallend op hun slanke sneakers. De volledige collectie is doordrongen van de Engelse herenmode, maar de inleidende silhouetten tonen opnieuw Raf Simons’ voorliefde voor subculturen, in dit geval de mods, of modernists, de jonge, moderne jazzliefhebbers met een sterk modebewustzijn, die zich vanaf het begin van de jaren 1960 laten opmerken.6
De mods inspireren zich op de cleane, nette look van kinderen uit gegoede families, waartoe ze zelf niet behoorden.7 Ze dragen strakke maatpakken en in het bijzonder de mods van de tweede helft van de jaren 1960 inspireren zich op de ‘sportieve’ kledingstijl van de welvarende Britse aristocratie tijdens hun momenten van ontspanning op het platteland. Deze look is samengesteld uit wollige items in herfsttinten, zoals een broek in velours of robuuste tweed en een kort sportvestje in geruite wol afgeleid van de jachtensembles van de Duke of Norfolk aan het eind van de negentiende eeuw.8
De gebreide kabeltrui werd al langer gedragen, onder andere door vissers om zich warm te houden op zee, maar vindt tijdens de jaren 1920 onder impuls van sporten zoals tennis, cricket en skiën, ingang in de dagelijkse kledij.9 Deze look, die we nu als ‘preppy’ omschrijven, een pastiche van hoe de Britse rijke klasse met veel vrije tijd zich kleedde, werd reeds tijdens de jaren 1950 overgenomen door de Amerikaanse elite en universiteitsstudenten en heeft nog steeds een grote invloed op de mainstreammode.10
Parka’s worden de favoriete bovenkleding van de Engelse mods om hun outfits te beschermen tegen modderspatten wanneer ze op hun Lambretta’s de stad doorkruisen. Ze halen de jassen in de winkels die legeroverschotten verkopen.11 De finale vorm van de fishtail-parka – een redelijk nauwsluitende jas met een kap, een uitneembare voering en een sluiting vooraan – wordt in 1951 (dé M51) tijdens de Koreaanse Oorlog (1950–53) geïntroduceerd. De eerste wintercampagne is desastreus voor de militairen en er is nood aan warme kledij. Het wordt een eenvoudig model in een sneldrogende olijfgroene buitenschil met een uitneembare voering.12 Dankzij de beschermende eigenschap van de parka tegen koude en andere gure weersomstandigheden wordt hij in diverse vormen al snel een klassieker bij winteractiviteiten.
De mod in de wintercollectie van Raf Simons is echter niet de vreedzame, licht puriteinse mod uit het begin van de jaren 1960 die gekleed gaat in nette pakken. Simons toont ons de mod zoals we die kennen van de film Quadrophenia uit 1979, gebaseerd op de gelijknamige plaat uit 1973 van The Who. Het zijn de rebelse mods die het op het strand van Brighton uitvechten met de rockers, een andere Britse subcultuur in de jaren 1960. Zij maken zich minder zorgen over kreuken en vlekken op hun outfits, beschilderen hun parka’s en voorzien ze van spelden en patches.13
In tegenstelling tot de echte mods, die klassieke (veter)schoenen dragen zoals Clarks, zijn sneakers wel een vaste waarde in de collecties van Raf Simons. Hij werkt hiervoor onder meer samen met Adidas en bracht recent een eigen collectie uit.
De wintercollectie van 2016–17 – Nightmares and Dreams – opent met een silhouet met een oversized gebreide trui, waarvan de V-hals en boorden gedeeltelijk opgegeten lijken door ongedierte, de onderdelen met een witte draad weer aan elkaar zijn gehecht en twee opgenaaide letters in chenille – een gele K en beige D – ook deels gescheurd zijn. Deze trui wordt gedragen boven een hemd, een smalle broek en enkellaarzen met gekleurde banden. De modellen lopen door een houten complex van smalle straatjes met op de achtergrond de stem van Angelo Badalamenti over zijn samenwerking met David Lynch. De sfeer is grimmig als een horrorfilm en de omgeving, de degraderende kledij en de obscure sound contrasteren met de aantrekkelijke jeugd van de modellen.
De trui met letters refereert aan het varsity jacket, gedragen door universiteitsstudenten (varsity is afgeleid van university) met goede sportprestaties. De oorsprong van het varsity jacket is de lettersweater, die geïntroduceerd werd door het baseballteam van Harvard University in 1865 en waarvan een aanvankelijk vrij grote en centraal op de trui genaaide letter de ploeg moest identificeren. De trui evolueerde nadien naar een cardigan en vanaf de eeuwwisseling wordt het een wollen jasje met leren mouwen.
De gekoesterde lettertrui vertegenwoordigt niet alleen prestaties in de sport, maar symboliseert ook territorialiteit in de liefde – de trui en later het jasje worden vaak aan het liefje gegeven – en lidmaatschap van een elitegroep. Het sociale cachet van deze lettersweaters vermindert wanneer ook de highschoolstudenten ze gaan dragen.14 Dit voor de buitenstaander iconische en herkenbare element is op catwalk in staat van ontbinding. Deze punkachtige actie van Raf Simons wijst ons op het verdwijnen van ouderwetse en exclusieve gewoontes om succes en positie in de groep aan te geven.
Raf Simons herwerkt het sport-DNA op een eigenzinnige en eigentijdse manier. Hij kiest vaak voor niet voor de hand liggende stukken die herkenbaar zijn, maar waarvan het grote publiek de oorsprong niet altijd kent. Via een snit, verhoudingen en materialen refereert Simons aan sportelementen die geleidelijk aan en op verschillende momenten in de tijd door subculturen in de mode geïntroduceerd zijn en die vervuld van betekenis dienen als een communicatiemiddel om identiteit te tonen.
Deze blogpost is gebaseerd op een artikel geschreven voor de publicatie bij de tentoonstelling Activewear van Modemuseum Hasselt. Samen met gastcuratoren Elodie Ouédraogo en Olivia Borlée, twee voormalige olympische atleten en boegbeelden van de Belgische activewear, onderzoekt de tentoonstelling de relatie tussen sport en mode. De tentoonstelling loopt tot 30 december 2021 bij Modemuseum Hasselt. Meer informatie: https://www.modemuseumhasselt.be/
1 Nick Rees-Roberts, ‘Raf Simons and Interdisciplinary Fashion from Post-Punk to Neo-Modern’, in Fashion Theory, 2015, 19, pp. 1, 9.
2 Nick Rees-Roberts, op. cit., p. 14.
3 In de jaren 1920 is er al een vroege rage bij studenten in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten om sportkledij te dragen die de stijl van hun sporthelden kopieert. Hun brede broeken zijn bekend als Oxford bags, waarvan de pijpen met omgeslagen zoom een omtrek hebben van 55 tot 80 cm en die uitgevoerd zijn in soepel vallende wol. De bags stuwen de mode in de richting van meer comfortabele en losse kledij. In 1940 verdwijnen ze, maar eind jaren 1960 en zeker vanaf de jaren 1980 en 1990 zijn hun proporties opnieuw geliefd binnen bepaalde subculturen zoals die van de skaters, indies, gabbers of hiphop (Sharon Sadako Takeda, Kaye Durland Spilker en Peter McNeil (red.), Reigning Men. Fashion in Menswear 1715–2015, München, Prestel, 2016, pp. 51–52).
4 Joanne Turney, ‘From Revolting to Revolting. Masculinity, the Politics and Body Politic of the Tracksuit’, in Fashion Crimes. Dressing for Deviance, Londen, Bloomsbury Visual Arts, 2019, pp. 3–4.
5Nav Haq, Rave. Rave and its Influence on Art and Culture, Londen, Black Dog, 2016, p. 27.
6 Ted Polhemus, Street Style. From Sidewalk to Catwalk, New York, Thames & Hudson, 1994, pp. 50–53.
7 Farid Chenoune, A History of Men’s Fashion, Parijs, Flammarion, 1995, pp. 251–254.
8 Richard Martin & Harold Koda, Jocks and Nerds. Men’s Style in the Twentieth Century, New York, Rizzoli, 1990, p. 113.
9 Farid Chenoune, Op. cit., pp. 152–153. Richard Martin & Harold Koda, Op. cit., pp. 123–125.
10 King ADZ, This is Not Fashion. Streetwear. Past, Present and Future, Londen, Thames & Hudson, 2018, p. 91.
11 Ted Polhemus, Op. cit., p. 52.
12 Josh Sims, Icons of Men’s Style, Londen, Laurence King, 2011, p. 32.
13 Farid Chenoune, Op. cit., pp. 251–254.
14 Richard Martin & Harold Koda, Op. cit.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie