Stof tot nadenken: de Suriname doeken van de Leidsche Katoenmaatschappij

2
Ev
23 juli 2024
Student

In de verborgen archieven van het Textielmuseum in Tilburg ligt een fascinerend stuk geschiedenis te wachten om ontdekt te worden: de “Suriname doeken” van de Leidsche Katoenmaatschappij. 

De gemeente Tilburg nam in de jaren vijftig van de 20e eeuw een groot aantal manuscripten van de familie Driessen over. Deze familie was de voormalige eigenaar van de Leidsche Katoenmaatschappij, een textieldrukkerij en -weverij gevestigd in Leiden. De manuscripten werden gekocht met het idee dat er een textielmuseum opgericht zou worden in Tilburg, en dit was een mooie aanwinst. Nu worden deze manuscripten eindelijk ontdaan van hun stof en komt er een tentoonstelling! Voor de tentoonstelling in 2026 is het textielmuseum bezig met de nodige voorbereidingen, waaronder het digitaliseren van de manuscripten van de familie Driessen. Met behulp van vrijwilligers zijn ze getranscribeerd in het programma Transkribus. Dit zal op den duur toegankelijk zijn voor het publiek. 

Leidsche Katoenmaatschappij 

De Leidsche Katoenmaatschappij begon als De Heyder & Co in Lier in België, waar veel textielbedrijven zaten. De fabriek produceerde bedrukt en gewoven katoen, dat zowel in Nederland als in het buitenland verhandeld werd. Veel van de “katoentjes” werden naar de voormalige kolonie Indonesië gestuurd, waar het Europese imitatiebatik moest concurreren met de échte Indonesische batik. De Nederlandse Handelsmaatschappij stimuleerde de export, en plaatste grote bestellingen bij De Heyder & Co.1 Nadat België zich afscheidde van Nederland viel de Nederlandse koloniale markt weg voor textielfabrieken. –, wat ertoe leidde dat veel Belgische bedrijven naar Nederland vertrokken. De Heyder & Co. verhuisden in 1835 naar Leiden. In 1887 werd het bedrijf omgedoopt tot de Leidsche Katoenmaatschappij, waarna het tot 1936 zou blijven bestaan. 

De Leidsche Katoenmaatschappij produceerde voor de markt in Nederland en exporteerde imitatiebatik naar Indonesië. Maar in de loop van de negentiende eeuw gingen ze ook produceren voor de Afrikaanse markt, net zoals andere fabrieken in Nederland.  De bekendste is Vlisco in Helmond, die vandaag de dag nog stoffen produceert en exporteert. Voor mijn onderzoek ben ik me gaan richten op een andere, onbekendere markt van de Leidsche Katoenmaatschappij, namelijk Suriname. In de gedigitaliseerde manuscripten staan verschillende staaltjes van zogenaamde “Suriname doeken” – en dat is interessant. De export naar Indonesië en Afrika is al relatief bekend, maar over hun export naar Suriname is eigenlijk niets geschreven. De enige verwijzing in de literatuur is te vinden in het boek over de Angisa Tori van Christine van Russel-Henar. In dit boek wordt gesteld dat “de voor Suriname bestemde doeken werden gemaakt door de Leidsche Katoenmaatschappij in Nederland”.2  In opdracht van het textielmuseum ben ik de Suriname doeken van de Leidsche Katoenmaatschappij gaan onderzoeken.

Suriname doeken in Leiden

Om te beginnen ben ik naar het archief in Leiden gegaan om de oude bestelboeken van de Leidsche Katoenmaatschappij  (LKM) in te zien. Op deze manier heb ik alle bestellingen die naar Suriname opgestuurd werden onderzocht, en heb ik deze in een groot Excelbestand gezet. Uit deze gegevens kun je veel informatie halen, zoals bijvoorbeeld wat er besteld werd en wanneer. Zo zien we dat er heel veel verschillende stoffen verzonden werden; bijvoorbeeld “Suriname doeken”, waarmee wordt geduid op angisas (hoofddoeken die onderdeel uitmaken van de kotomisi), maar ook veel drills. Dit is een stevige stof, waarschijnlijk gebruikt voor werkkleding of schoolkleding. In de bestellingen staan bij de drills vaak dessinnummers. Voor verder onderzoek zouden deze nummers opgezocht kunnen worden in de stalenboeken die bij de Lakenhal liggen, want in deze boeken staan ook dessinnummers die je dan waarschijnlijk kunt matchen met de bestelling. Door omstandigheden was het niet mogelijk voor mij om deze in te zien. Als laatste werd er ook veel bestellingen gedaan van sarongs en lassem en andere stukken stof besteld die ook veel naar Indonesië werden opgestuurd. 

Voor de export van imitatiebatik ontwierpen mensen bij de LKM de dessins voor een groot deel zelf. Hierbij baseerden ze zich natuurlijk wel op bestaande ontwerpen. Ze reisden ook af naar Indonesië voor marktonderzoek, om te kijken welke dessins populair waren.3  Maar de Driessens zijn nooit naar Suriname gereisd, en hielden zich ook niet heel veel bezig met de markt in Suriname. Hoe werden de dessins voor de Suriname doeken dan gemaakt? 

In de manuscripten vinden we twee aanwijzingen dat de LKM niet zelf de patronen ontwierp voor hun export naar Suriname. In plaats daarvan stuurden de handelaren “monsterdoeken” op, die vervolgens werden nagemaakt in Leiden. Zo staat er in één manuscript: “Nassief – ten Cate sturen ons oude monsterdoeken, deze worden gegraveerd en afgeslagen…”.4  In een ander manuscript staat: “Het oorspronkelijke staal van Nassief was oranje […] waarop rood, blauw en geel was geborduurd. Dit nu met druk geïmiteerd…”.5  De literatuur van Christine van Russel-Henar, de expert op het gebied van Surinaamse kotomisi bevestigt dit: in haar boek stelt ze dat men op den duur doeken is gaan namaken door geborduurde motieven na te maken met een drukverf techniek.6

Orderkaarten en collectiestukken

In de bestellingen van de LKM staan er af en toe “K-nummers” bij. Dit zijn verwijzingen naar “orderkaarten”; kleine kaartjes met meer informatie over het verfproces van een stuk stof. Een paar van deze kaarten zijn te vinden bij Erfgoed Leiden, de rest liggen bij het Textielmuseum. In de boeken met informatie over de bestelling en verzending staan deze nummers er vaak bij vermeld, waardoor het mogelijk is om orderkaarten en bestellingen met elkaar te verbinden. Op de orderkaarten staan af en toe ook staaltjes. Dit is natuurlijk interessant omdat we zo ook zien hoe de “Suriname doeken” eruit hebben gezien. Bijvoorbeeld op K29691. Het ontwerp op dit staaltje komt overeen met een angisa in de collectie van het Wereldmuseum. En omdat we het K-nummer weten, kunnen we ook achterhalen dat deze doeken in 1929 zijn besteld door J. Nassief en Co. Dit was een Libanese handelaar die naar Suriname is verhuisd en in 1911 een winkel is begonnen.7  

Orderkaart van Leidsche Katoenmaatschappij, Collectie: bibliotheek Textielmuseum.

Collectie Wereldmuseum Coll.nr. RV-2452-394.

Staal “Suriname doeken” (1931) uit stalenboek door Louis Driessen. Collectie: bibliotheek Textielmuseum.

Ook in de manuscripten staan af en toe stalen van de Suriname doeken. Uit dit manuscript hebben we bijvoorbeeld dit stukje staal, met een verwijzing naar een K-nummer, in dit geval “K30922”.8  Dit kunnen we dan weer opzoeken in de bestellingen, en het K-nummer wordt ook vermeld in een bestelling van J. Nassief en Co. in een bestelling van 13 april 1931, voor 1 kist met 90/90 driekleurige Suriname doeken. Dus dan weten we nu dat in 1931 deze doeken met roos-motief zijn besteld en opgestuurd naar Suriname. 

In de collectie van het Wereldmuseum vinden we vervolgens weer een angisa met een patroon dat overeenkomt met het stukje staal uit de manuscripten. Het is nu alleen de vraag of de doeken uit de collectie dan door de Leidsche Katoenmaatschappij zijn gemaakt, of dat andere textielbedrijven misschien ook deze dessins hebben geproduceerd en geëxporteerd.

Zo zijn er nog heel veel staaltjes die we kunnen matchen met dingen uit de collectie van het Wereldmuseum. Om dit te onderzoeken zou er misschien labonderzoek verricht moeten worden, om te kijken of de vezels van het staaltje en de hoofddoek uit de museumcollectie overeen komen. Veel angisa’s kregen een naam, maar dit gebeurde in Suriname pas. Zo heet het doek met de rozen: “mi nanga mi lobi seti un libi leki wan rowsu, ma bigi sneki fringi ensrefi na mindri” (Ik en mijn geliefde leefden op rozen, maar een grote slang heeft zich tussen ons genesteld).9

Collectie Wereldmuseum Coll.nr. TM-6308-9. 

Ondanks dit zijn er nog steeds heel veel vragen en mogelijkheden voor verder onderzoek. We weten bijvoorbeeld niet waarom men specifiek hun textiel bij de Leidsche Katoenmaatschappij bestelden? Hoeveel angisa’s zijn er in totaal in Nederland geproduceerd en naar Suriname opgestuurd? En wat was de omvang van de productie voor Suriname bij andere Nederlandse bedrijven? Uit mailcontact met Vlisco blijkt dat zij nooit hebben geëxporteerd naar Suriname, maar de Kralingse en de Haarlemse katoenmaatschappijen produceerden ook heel veel voor het buitenland – hoeveel daarvan ging naar Suriname?10 In het boek Prodo fu koto van Christine van Russel-Henar staat vermeld dat een specifieke stof, de Nassief-strepi, in Haarlem werd geproduceerd waardoor dit ook een heel interessant onderwerp is voor verder onderzoek.11

Dit is nog maar een beginnend onderzoek geweest, en hoewel er nog veel te ontdekken valt zijn er kleine stappen gezet om dit bijzondere verhaal over Suriname uit de doeken te doen.

Noten

1. Lis, C. en Soly, H., 'Een groot bedrijf in een kleine stad: de firma De Heyder & Co te Lier 1757-1834' (1987), 67.
2. Van Russel-Henar, C., 'Angisa Tori: de geheimtaal van Suriname’s hoofddoeken' (2008), 25.  
3. Sabine Bolk, ‘Namaakbatik’, https://thingsthattalk.net/nl/zone/misleiden/t/ttt:TKRPZS 
4. Manuscript Driessen in bibliotheek Textielmuseum, BTMM0147, pagina 22. 
5. Manuscript Driessen in bibliotheek Textielmuseum, BTMM0153, pagina 100. 
6. Van Russel-Henar, 'Angisa Tori', 25.
7. Nico Eigenhuis, “Nassief”, https://suriname.nu/surinamezoeken/knowledge-base/nassief/
8. Manuscript Driessen in bibliotheek Textielmuseum, BTMM0586, pagina 55. 
9. Van Russel-Henar, 'Angisa Tori', 81. 
10. Verbong, G.P.J., T'echnische innovaties in de katoendrukkerij en – weverij in Nederland 1835-1920' (1988), 31; 180. 
11. Van Russel-Henar, C., 'Prodo fu Koto: de trots van Afro-Surinaamse klederdracht' (2023), 39. 
 

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

5 aug 2024

Hoi Evi,

Interessant onderzoek naar deze nog onbekende collectie. Leuk om te lezen! Een kleine aanvulling/ correctie op jouw tekst. In de tekst staat:

'bijvoorbeeld “Suriname doeken”, waarmee wordt geduid op angisas (hoofddoeken die onderdeel uitmaken van de kotomisi),'

Een angisa maakt deel uit van de kotodracht (koto en angisa) en de kotodracht wordt gedragen door een kotomisi (vrouw die een koto draagt)

groeten Ninon

Ev
11 aug 2024

Hi Ninon,

Je hebt helemaal gelijk! Ik had dat over het hoofd gezien dus heel erg bedankt voor je aanvulling.

Groetjes,
Evi

Reactie