Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
De dandy behoort tot de essentiële moderne figuren en wordt vaak geassocieerd met het decadentisme en het l’art-pour-l’art van de late negentiende eeuw. Toch is het idee van de goedgeklede man veel ouder en vinden we reeds in vroeger eeuwen perfect uitgedoste dandy’s. Daarnaast wordt de dandy ook vaak geassocieerd met een queer identiteit. Dat heeft dan weer alles te maken met het feit dat Oscar Wilde vaak als de ultieme moderne dandy wordt gezien. Toch is de dandy vaak gewoon een heteroseksuele man. Het is met name interessant om te zien hoe het queer dandyisme van Wilde in de twintigste eeuw werd toegeëigend binnen de bij uitstek heteroseksuele wereld van de mannelijke pop- en rockster.
De dandy is moeilijk te definiëren. Voor Thomas Carlyle was het duidelijk: ‘The Dandy is a Clothes-wearing Man, a Man whose trade, office and existence consists in the wearing of Clothes’. Een gelijkaardige gedachte vinden we in het fin-de-siècle bij de decadente auteur Barbey d’Aurevilly, voor wie het dandyisme ‘toute une manière d’être’ heet te zijn. Beide heren, schrijvend vanuit een totaal andere invalshoek, zien het dandyisme als meer dan alleen maar een manier van kleden: het is een levenshouding en een levenswijze. Daarbij wordt wel vaker benadrukt dat de dandy een vorm van verzet pleegt tegen de gevestigde orde. ‘Het dandyisme is ook een protest tegen de vulgariteit van het alledaagse’, een zich bewust boven de massa plaatsen (Hielkema 1989: 7).
Ons beeld van de dandy is ten gronde bepaald door een reeks foto’s van Oscar Wilde die al tijdens zijn leven wereldberoemd waren. Tijdens een reis naar de Verenigde Staten liet Wilde een reeks portretten maken door Napoleon Sarony, de beroemdste Amerikaanse fotograaf van zijn tijd. Sarony had een eerder beperkte technische kennis van de fotografie en hield zich vooral bezig met het poseren van zijn modellen. Oscar Wilde was natuurlijk zelf de grootmeester van de pose en beide heren kwamen naderhand in conflict toen Sarony het auteursrecht opeiste, niet zozeer op de foto’s, maar ook op Wilde’s pose op de foto’s. Volgens Sarony was hij, en niet Wilde zelf, de auteur van die pose. De foto’s die Sarony nam, werden gebruikt als promotiemateriaal en werden door bewonderaars verzameld (vergelijkbaar met de manier waarop jongeren vandaag nog altijd plaatjes van voetballers verzamelen). Bijgevolg is het beeld van Wilde dat daarop werd gecreëerd een belangrijke visuele referentie gebleven voor de manier waarop wij de dandy zien.
Dat beeld werd terug tot leven gewekt in Groot-Brittannië in de jaren zestig. Na de Tweede Wereldoorlog maakte men daar werk van een grote wederopbouw waarbij heel wat oude gebouwen onder de sloophamer gingen. Bovendien werd het landschap aangetast door nieuwe bruggen en snelwegen. Dit bracht een nostalgische reactie teweeg en leidde tot een Victoriaanse revival: de wereld van de grootouders, de laatste generatie die nog het tijdperk van Queen Victoria hadden gekend, werd fascinerend en hip en moest worden beschermd en bewaard.
Plots droeg iedereen in de trendy kringen van swinging London enkel nog vintage kleren. Men winkelde ook graag in de betere high street en al snel doken daar nieuwe retro-boetiekjes op zoals Lady Jane of Carnaby Street (dat opende in 1966), en vooral Biba, dat in 1964 door Barbara Hulanicki werd geopend. Biba zou tot 1975 bestaan en stond bekend als de mooiste winkel ter wereld. Iedereen kwam er over de vloer: supermodel Twiggy, Mick Jagger en zijn toenmalige vriendin Marianne Faithfull, maar ook David Bowie en Elton John. Hier werd de toon gezet voor een retro/vintage stijl die typisch is voor de jaren 1960 en waarbinnen de dandy zijn grote rentrée kon maken.
Mick Jagger en de Rolling Stones speelden hierin een cruciale rol. In 1967 vond de beruchte Redlands Bust plaats: de politie viel binnen in Redlands, het landhuis van Keith Richards, en trof daar een gezonde dosis drugs aan. Het gezelschap werd gearresteerd en voor de rechter gebracht. De publieke opinie schaarde zich echter massaal achter de Stones. Het was duidelijk dat deze jongens hier het slachtoffer waren van een overijverig staatsapparaat. Als dank voor de steun van hun fans bracht de groep de single ‘We Love You’ uit en maakte daarvoor ook een promotiefilmpje waarin ze het proces tegen Oscar Wilde opvoerden. Mick Jagger verscheen daarin als Wilde, Richards als rechter, en Faithfull was een androgyne Bosie, Wildes mannelijke minnaar. De boodschap was duidelijk: zowel Wilde als de Stones waren onschuldige slachtoffers van een repressief en conservatief staatsapparaat.
Jaggers identificatie met Wilde was natuurlijk geen toeval. Oscar Wilde was iemand die buiten de wet werd gesteld maar die in de vrijere sfeer van de jaren 1960 een held van de tegencultuur werd. Jagger, die in zijn publieke persona altijd met de biseksualiteit heeft geflirt, vond in Wilde een uiterst geschikt model voor zijn eigen dandyisme. De toon was daarmee gezet voor de Neo-Victoriaanse verkleedpartij rond het psychedelische album Their Satanic Majesties Request (1967). Op de hoesfoto’s van Beggars Banquet (1968) dosten de Stones zich vervolgens uit als Pre-Raphaelitische dandy’s die decadent gedrapeerd liggen tussen een rijk banket in een Tudor interieur.
Dezelfde esthetiek werd nog eens overgedaan in de televisie-special The Rolling Stones Rock and Roll Circus (1968), waar de muzikanten ronddartelen in kleurrijke Victoriaanse circuspakjes. Het sleutelstuk van Jaggers Neo-Victoriaanse dandyisme kwam er met de film Performance (1968; pas uitgebracht in 1970) van Nicolas Roeg. Daarin speelt Jagger een rockster die in het huis clos van een grote Victoriaanse stadswoning een ménâge-à-trois aangaat met zijn vriendin en een stoere Londense gangster, gespeeld door James Fox. Zoals de titel aangeeft, gaat de film over de manier waarop een publieke rol je identiteit kan overnemen: de dandy wordt één met zijn persona. Het is meer dan een garderobe: het is een levensstijl.
In het postmoderne tijdperk laat de Neo-Victoriaanse retro-dandy nog steeds zijn sporen na. Toen Johnny Depp, zelf een eigentijdse dandy, de rol van Jack Sparrow opnam in de succesvolle filmreeks Pirates of the Carribbean kon niemand eromheen dat hij het personage had gemodelleerd op het imago van Keith Richards in de laten jaren 1960 (Richards dook trouwens zelf ook op in de films). En met de doorbraak van steampunk sinds de jaren 1980 is de hele Victoriaanse retro-look opnieuw trendy. Het is zeker ook geen toeval dat Robert Downey Jr., opnieuw een acteur met dandy-reputatie en een nadrukkelijk queer imago, de rol van Sherlock Holmes (2009) mocht spelen in de blitse steampunk-versie van Guy Ritchie. En natuurlijk werd hij daarin bijgestaan door Jude Law, die sinds The Talented Mr. Ripley (Anthony Minghella, 1999) hard heeft gewerkt aan een publiek imago dat soms zo queer is dat het wel lijkt alsof hij nog als hetero uit de kast moet komen.
Dit soort postmodern dandyisme heeft veel te danken aan Oscar Wilde, die althans binnen de culturele beeldvorming als de bron geldt aan wie deze stroom van stijlvolle Neo-Victoriaanse dandy’s is ontsproten. Dat werd overigens heel duidelijk gemaakt in de film Velvet Goldmine (Todd Haynes, 1998), waarin Ewan McGregor en Jonathan Rhys Meyers twee dandyeske rocksterren spelen die zeer duidelijk op David Bowie en Iggy Pop zijn geïnspireerd. De proloog van de film speelt zich af in Victoriaans Dublin, waar het schooljongetje Oscar Wilde in de klas wordt gevraagd wat hij later wil worden. Zijn anachronistische antwoord luidt: ‘rockster’. Deze scène is een onmiskenbaar eerbetoon aan het cultureel nalatenschap van Oscar Wilde, die in zijn eentje de dress code heeft aangereikt voor wat we sinds David Beckham de metroseksueel noemen: de anaal ontspannen hetero die zich queer kan kleden omdat het hip en trendy is (en omdat iedereen duidelijk wèèt dat hij hetero is). De hamvraag, waarop enkel de toekomst het antwoord kan uitwijzen, is of dit allemaal slechts een tijdelijke trendy garderobe is, of ook een levenshouding en levensstijl die het modeseizoen overleeft.
Biografie
Christophe Van Eecke is filosoof en kunsthistoricus. Hij promoveerde op Pandaemonium: Ken Russell’s Artist Biographies as Baroque Performance (2015), dat bekroond werd met de studieprijs van de Stichting Praemium Erasmianum, en publiceerde eerder onder meer Only Connect: Five Exercises in Aesthetics (2011). Zijn huidig onderzoek is gericht op het werk van Ken Russell en het Neo-Victorianisme en op de verbeelding van seksualiteit in jeugdliteratuur. Hij is docent media aan de Radboud Universiteit.
Vul deze informatie aan of geef een reactie
https://www.modemuze.nl/blog/mannenmode-ravage-gesprek-met-john-sillevis
https://www.nrc.nl/nieuws/1997/07/03/de-dandy-van-wespentaille-tot-vlind...