Met weemoed wordt er nog eens gesproken over de ‘broekedoek’, die onderdeel was van de Zuid-Bevelandse streekdracht. De broekedoek was zeer geliefd, maar zelfs dan kan iets binnen de streekdracht in vergetelheid raken. In dit geval weten streekdrachtdraagsters nog goed wat een broekedoek is. Maar, waarom heet het zo?
Een opvallend onderdeel van de Zuid-Bevelandse streekdracht is de doek. Over het zwarte jakje met korte mouwen wordt een kraplap gedragen, die in Zeeland altijd een beuk wordt genoemd. Over de beuk draagt men de doek, een driehoekige, geplooide lap. Na ongeveer 1930 werden doek en beuk steeds vaker van dezelfde stof gemaakt.
Zeker bij de zondagse dracht, waarbij een lang zwart wollen kerkschort werd gedragen, waren doek en beuk uitermate geschikt om een kleurige noot aan het geheel te geven. Bij het kiezen van de kleur en het patroon van de doek werd rekening gehouden met financiële en sociale omstandigheden. Zo was het ongebruikelijk om je boven je stand te kleden, maar volgde men de regels betreffende rouw altijd nauwgezet.
Voor doeken en beuken in het algemeen werden allerlei stoffen gebruikt: katoen, wol, zijde, mengweefsels en later ook synthetische stoffen werden volop toegepast. De broekedoeken waren echter zonder uitzondering gemaakt van geruite wollen stoffen, in gedekte, lichte tinten. Vaak was er met garen in een contrasterende kleur een onopvallend patroon in geweven.
Men combineerde een broekedoek meestal met een zijden beuk in een bijpassende of juist contrasterende kleur. Net voor de Tweede Wereldoorlog werd door katholieke vrouwen ook wel een beuk van dezelfde stof bij de broekedoek gedragen, iets wat bij de protestantse vrouwen voor zover bekend nooit gedragen is.
In de nadagen van de broekedoek werden ook wel bloemetjes of kleine geometrische patroontjes in heldere kleuren in de ruitjes van de doek geweven.
De wollen stof maakte de broekedoek populair, omdat het lekker warm was. Verder viel de stof mooi, zat zo’n doek comfortabel en bleef goed op z’n plaats. Doeken van zijde of een synthetische stof waren soms lastig te plooien en als je een doek en beuk van dezelfde stof droeg, zoals dat na de Tweede Wereldoorlog algemeen gebruikelijk was, dan gleed de stof nogal makkelijk, wat niet prettig droeg.
Ondanks de algemeen gewaardeerde eigenschappen van de broekedoek, verdween dit type doek vanaf de jaren 30 langzamerhand uit het modebeeld. Wat overbleef was alleen de naam, waar (meestal met weemoed) over gesproken werd. Maar jarenlang is er onduidelijkheid geweest over deze naam. Wat heeft een broek met de doek van een streekdracht te maken?
Een relatie tussen een broek en de doek lijkt onwaarschijnlijk. Een ander startpunt voor het onderzoek was om verder onderzoek te doen naar het materiaal.
Het is niet ongebruikelijk in de streekdracht dat stoffen een bepaalde naam meekregen, die vaak was afgeleid van een eigenschap, kleur, toepassing of een ander kenmerkend detail.
Bij nader onderzoek bleek dat de broekedoek al oude papieren had. Al ver voor 1900 werden ze gedragen. De oudst bekende exemplaren dateren zo van rond 1880. Het dessin was toen vaak een streep- of visgraatpatroon en er werden ook andere, meer heldere kleuren gebruikt.
Omstreeks 1890 werd de rand van de doek vaak versierd. De zoom werd omboord met een zwart of grijs moirélintje. Fluweel kwam ook voor en er werd ook wel kant aan de zoom gezet of een met zwarte kraaltjes versierd passement. Iets later werden met name door de katholieken ook volop kunstzijden bloemengalons op de rand van de doek gedragen.
Terwijl dit onderzoek doorliep, heb ik met veel aan oudere vrouwen, die de dracht nog droegen of hadden gedragen, gevraagd of zij wisten waar de naam broekedoek vandaan kwam. De meesten konden daarop geen antwoord geven (“Dat heette gewoon zo…”), totdat iemand zei: “Maar dat weet je toch wel? Die kwamen van de firma Brook’s uit Engeland, die ook die klosjes garen met dat bokje hadden”.
En inderdaad: de firma Brook’s bleek niet alleen fournituren te hebben geleverd, maar ook stoffen…
De Brook’s Mill (of Brookes/Brooks Mill, over de spelling is geen eenduidige uitspraak) was gevestigd in Huddersfield, West Yorkshire (Verenigd Koninkrijk). Een familiebedrijf, dat sinds de late 16e eeuw wollen stoffen produceerde, tot in elk geval de jaren 30 van de 20e eeuw. Dat zou verklaren waarom er in de crisisjaren een eind kwam aan het dragen van de zogeheten broekedoeken.
De Brook/Brooks/Brookes Brothers produceerden kennelijk onder diverse namen (onder andere United Threads) en met diverse logo’s, die binnen het gehele Britse Gemenebest en ook op het Europese vasteland en in de Verenigde Staten verkrijgbaar waren.
Of dit hét antwoord op de vraag is, moet nog blijken. Er zal nog contact gelegd worden met de rechtsopvolgers van de firma Brook's om één en ander na te trekken. Wie weet welke informatie dit nog oplevert. Bovenstaande kan beschouwd worden als een voorlopige verklaring en een aanzet tot onderzoek naar de herkomst van stoffen en materialen die men in streekdrachten gebruikte.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie