Veel musea beschreven en presenteerden hun collecties tot voor kort vooral vanuit een eurocentrisch perspectief. New Fashion Narratives wil die blik verbreden. Daarom organiseerden Modemuze en het Amsterdam Museum op 1 september 2017 de kick-off van New Fashion Narratives. Janna Adriaanse, independent curator, presenteerde de middag en nodigde vijf experts uit, die werken in en om de mode-industrie en te maken hebben met de vragen over (re)presentatie.
Het doel van de middag was informatie rondom een centrale vraag op te halen, die aandacht geeft aan nieuwe narratives (narratieven) in de mode: wat moet het museum op het gebied van mode verzamelen en tentoonstellen om onze ‘global fashion world’ te representeren?
Het werd een middag vol indrukwekkende, persoonlijke verhalen. Vijf experts en creatieven, die deze new narrative vertegenwoordigen, deelden hun ervaringen met het publiek. Aansluitend vond een paneldiscussie plaats.
Fana, beter bekend als Airich, is kunst gaan maken, omdat ze zich nergens in herkende; niet in musea, niet in kunst, niet op tv. De beelden die op haar leken waren beelden van kinderen met vliegen in hun oog en bolle buikjes, beelden van een stereotype Afrika. Om zich hiertegen te verzetten, is ze zelf gaan creëren. Creaties waar ze de zwarte vrouw op een voetstuk plaatst.
Het beeld dat ze maakt, verwijst naar haar eigen identiteit: naar het zijn van een zwarte vrouw, naar Afrika. De modellen in haar werk vertegenwoordigen voor haar een veelzijdiger schoonheidsideaal dan zij zelf ziet in de westerse beeldtaal. Fana wil het clichébeeld verfrissen en werk maken waarin iedereen zich herkent.
Marga kwam er op jonge leeftijd achter dat ze een andere huidskleur had dan anderen, maar naar eigen zeggen ontwikkelde zij een ‘Tefal-laag’ en heeft ze het ‘anders zijn’ nooit echt als een probleem gezien. Kleding speelde hierin een belangrijke rol.
Door zelf te kiezen wat ze droeg, kon ze haar eigen identiteit bepalen. Met kleding had ze het gevoel dat ze ergens bij hoorde: de modegemeenschap. Op jonge leeftijd begon die fascinatie al, vanuit haar Surinaamse achtergrond, maar ook door Nederlandse folklore. Nu gebruikt ze vaak een historisch of cultureel kostuum als basis voor nieuw werk.
Haar werk lijkt, naar eigen zeggen, op het eerste gezicht niet maatschappijkritisch, maar is het zeker wel. Zo gebruikte zij voor de presentatie van één collectie juist witte modellen, omdat het koloniale verleden weinig aandacht krijgt vanuit de witte gemeenschap. Met haar kleding wil Marga kritiek geven op de zwarte holocaust die eigenlijk de basis is van ook de mode-industrie. “Je ziet het, en doet er wat mee, of ziet het niet - dan zie je gewoon een mooie jurk”.
Marian is opgegroeid in een witte omgeving. Ze was zich niet bewust van haar kleur tot ze naar Amsterdam verhuisde: ineens waren er allemaal mensen die op haar leken. Dit deed haar ogen openen en zette haar aan het denken: ze zag zichzelf niet terug in musea, niet tijdens fashion week en niet in de mode-industrie.
Daarom heeft ze zelf 10 jaar geleden MAFB opgericht, een community om verschillende culturen en identiteiten bij elkaar te brengen. De community organiseert educatieve programma’s, zoals het jaarlijkse fashion fest, waarbij jonge modetalenten vanuit verschillende disciplines een platform wordt geboden.
Vanessa doet onderzoek naar Nederlanders die zich bekeren tot de Islam: “Als je je in Nederland bekeert tot Islam en je een hoofddoek gaat dragen, zien mensen je niet meer als Nederlander. Dat is het discours dat er heerst in dit land op dit moment”.
In haar onderzoek richt ze zich zowel op modieuze als traditionele varianten van de hoofddoek en probeert zij een breed licht te schijnen op de verhalen van vrouwen die een hoofddoek (gaan) dragen. Het doel is om vrouwen ‘agency’ te geven in hun uiting.
“De buitenwereld beoordeelt ons immers op onze haren en kleding. Zwarte cultuur, popcultuur – is er een verschil?” Hélène opent de middag met een prachtig gedicht. Hiermee stelt zij vragen: wat is de waarde van professionele kledingvoorschriften als professionaliteit niet professioneel is?
Hélène stelt voor om onze veelzijdigheid te omarmen: we kunnen professioneel, artistiek én creatief zijn. Dat betekent dat je niet alleen maar gerespecteerd kunt worden als je er op een bepaalde manier uit ziet of je op een bepaalde manier kleedt.
Na de persoonlijke presentaties werd er in een panelgesprek ingegaan op de hoofdvraag: wat moet het museum op het gebied van mode verzamelen en tentoonstellen om onze global fashion world te representeren? Door tijdsgebrek kon er helaas maar kort worden stilgestaan bij de hoofdvraag en het gesprek dat antwoord diende te geven op deze vraag.
Een belangrijk punt volgens de presentatoren was herkenning en identificering: iedereen moet zichzelf terugzien in een organisatie; zichzelf herkennen. Dat betekent dat culturele organisaties moeten kijken naar het personeel binnen het eigen instituut; naar de culturele identiteit van de organisatie: alleen zo kan je stappen maken richting die ‘new narratives’.
Het is volgens het panel belangrijk om te experimenteren, om nieuw talent een kans te geven zichzelf te laten zien, en het niet te laten bij een experiment. Nu worden ‘diversiteit’ en ‘representatie’ vooral buiten de reguliere programmering besproken, maar wat ziet de bezoeker morgen, die naar de (vaste) tentoonstelling komt kijken? Vooral in de meer permanente diversifiëring liggen kansen binnen musea.
Representatie hangt niet alleen samen met je personeelsbestand. Je kan iemand met een Aziatisch uiterlijk aannemen, maar betekent dat automatisch dat diegene ook een ‘andere’ blik heeft? Voor mij zijn dit twee losse vraagstukken. Enerzijds moet het personeelsbestand diverser, zodat een diversere doelgroep zich herkent in de organisatie. Echter betekent dit volgens mij niet altijd een bredere diversiteit in manieren van denken; aan werkelijkheden. Daarnaast geloof ik ook dat die nieuwe narrative niet alleen met achtergrond of herkomst te maken heeft, maar ook met de discipline waarin je geschoold bent: hoe denk je, hoe is je geleerd te denken?
Hoe kijken we bijvoorbeeld naar bronnen? Hoe selecteren we de teksten, artefacten en beelden die gekozen worden? Ik zie vaak westerse, vaak ‘antropologische’ omschrijvingen en keuzes terug in musea, bij een object dat vanuit een westers perspectief ‘bijzonder’ is. Maar wat vinden de niet-westerse bezoekers? Wat wil een technisch vmbo scholier? Welke betekenis of associatie heeft hij of zij met het voorwerp? Hoe kijkt de jonge generatie tegen bepaalde onderwerpen aan, en hoe kunnen musea hen prikkelen en inspireren? Waarom zien we die werkelijkheden niet?
Veel vragen dus die deze middag niet aan de orde zijn gekomen. Vragen die zouden kunnen helpen bij het beantwoorden van de hoofdvraag, zodat we samen zowel buiten als binnen het museum kunnen werken aan een verandering. Vragen die ons input geven voor gesprek over dit onderwerp, vragen die ons naar mijn idee helpen in het realiseren van zichtbaarheid voor de ‘new narratives’ in musea en mode…
new_fashion_narratives_-_kick_off_-_amsterdam_museum_-_1_september_2017.mp4
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie