Archeologische en historische bronnen over ververijen en gekleurd textiel

 
24 juni 2024
eigenaar historisch evenementen en adviesbureau Beleef Het Verleden

Na drie jaar onderzoek en schrijven is het project Textiel uit Hollandse bodem afgerond en is sinds kort de publicatie Textiel uit Hollandse bodem - Archeologische vondsten uit de 17e en 18e eeuw verschenenDe duizenden archeologische textielvondsten die zijn bekeken dragen allemaal prachtige verhalen in zich en geven aanleiding om hiernaar te kijken met een wijdere blik. In dit blog komt gekleurd textiel aan bod.

Tijdens het onderzoek voor het project Textiel uit Hollandse bodem kwamen diverse fragmenten van archeologische vondsten naar voren waarin nog kleur te herkennen was. Meestal zijn vondsten van archeologisch textiel bruin gekleurd omdat ze door de bodem zijn aangetast, maar in enkele gevallen is een mogelijk originele kleur nog zichtbaar. Vondsten uit Amsterdam lieten naast bruintinten ook een schakering zien aan rode, blauwe en zwarte kleuren.

Fig. 1. Vondst WLO-195. Dit fragment is een zeer fijn zijdeweefsel met rode en goudkleurige draden met een ingeweven patroon. Waterlooplein, Amsterdam, 1675-1750. Foto: Martine Benot-Teunissen.

Fig. 2.a,b. Fragmenten van blauwe verzwaarde zijde, vondst WLO-262-18, Waterlooplein 1700-1800. De stof lijkt baleinindrukken te hebben en is mogelijk een 18e -eeuws lijfje geweest. Foto’s: Martine Benot-Teunissen.

Grondstoffen om mee te verven

Om archeologische vondsten en kleuren goed te duiden is het van belang iets te weten van het verfproces en wat de mogelijkheden waren voor de 17e of 18e -eeuwse verver. Verschillende grondstoffen geven verschillende kleuren. De  18e-eeuwse lakenverver Hermanus van Noort had zijn ververij op de Prinsengracht bij de Leidsche straat in Amsterdam. Toen hij overleed in 1728 werd zijn boedel opgemaakt die bewaard is gebleven in het stadsarchief van Amsterdam. Hierin staan het gereedschap en materialen beschreven die tot de ververij behoorden. Ook komen er verschillende grondstoffen in deze historische bron naar voren:

Fig. 4. Boedelbeschrijving van de Amsterdamse lakenverver Hermanus van Noort uit 1728.

In fig. 4. staat een opsomming van onder andere verfstoffen zoals roodhout, geelhout en blauwhout, maar ook wouw (om geel te verven) en hulpmiddelen als wijnsteen (een natuurlijk zout) en aluin om het verfproces te versterken. Voor het verven had Hermanus van Noort verschillende ketels en kuipen tot zijn beschikking en met lood beklede vaten. Tevens had hij rekken om het geverfde laken op te hangen. Hij kon met de verschillende grondstoffen een heel palet aan kleuren maken.

Geheimen van de gilden - verfrecepten

Verfrecepten werden door middeleeuwse gilden vaak geheimgehouden. Vanaf de 15e eeuw zie je dat er vaker met deze traditie gebroken wordt. Er komen dan handboeken op de markt met instructies om textiel te verven. Het 15e-eeuwse handboek van het zijde-gilde Arte della Seta in Florence Trattato dell’Arte della Seta geeft gedetailleerde instructies over de manier waarop stoffen geverfd werden. Het oudste overgeleverde manuscript van dit werk dateert uit 1453. Dit soort verf-boekjes werden gekopieerd en verspreid in verschillende landen. 

De oudste Nederlandse bron is T Bouck va Wondre uit 1513; ‘Int welcke men vindē ende leerē sal veel schoone constē die seer profitelÿc zyn. En daer op gheordineert een Tafele of register om lichtelÿc te vindē dat men hebbē wilt.’ Een herdruk uit 1544 is te vinden in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Het boek verhaalt over het verven van wol, fluweel en leer en gaat in op het zwart verven van zijde. Daarnaast staan er recepten in voor de bereiding van wijn, bier en azijn en instructies hoe je vruchten moet conserveren. Mogelijk was dit boekje niet bedoeld voor professionele ververs, maar de recepten laten wel de complexiteit van het verfproces zien. Zo bevat T Bouck va Wondre verfrecepten met schorston waarbij een vat werd gevuld met bijvoorbeeld elzenbast en water en na enkele weken werden hier ijzerdeeltjes aan toegevoegd. Deze ingrediënten waren goedkoper dan verven met indigo en oververven met wede of cochenille om een zwarte kleur te verkrijgen.

Uit 1548 dateert een gedrukt boek over verven dat werd gepubliceerd in Venetië: Plictho de l’arte de tentori. Hoewel Spaanse cochenille al op de markt was, bevatten de recepten voor rood verven voorbeelden van (kermes)luis van mediterrane (grana) of Oost-Europese oorsprong (cremesi). Daarnaast wordt voor rood verven het gebruik van meekrap beschreven, al dan niet in combinatie met kermes. In Plictho de l’arte de tentori werd ook de methode van schorston verven uitgelegd (om zwart te verven), waarbij een vat gevuld werd met elzenbast, ijzersulfaat en water. Dit mengsel moest minstens 24 dagen rijpen. Het aftreksel van zo’n 'verfvat' kon steeds weer opnieuw aangelengd worden en nog tot een jaar gebruikt worden. 

Fig. 5. Vondst HAD-117, textiel gevonden aan de Haarlemmerdijk, Amsterdam, datering 1500-1625. Dit stuk textiel heeft haar rode kleur in de grond behouden en is geverfd met cochenille, aldus textielspecialiste Dr. Ana Serrano. Foto: Martine Benot-Teunissen

Er zijn nog meer Nederlandstalige verfboekjes uit de 17e eeuw: Conste des ververs, geschreven tussen 1619 en 1623 door verver Henrick Coghen uit Leuven en Een cleyn verff-boecxken inhoudende seer constighe saeyet verwen, nut en profytelijck voor breyders en oock voor andere persoonen, die haer dit werck mede willen bemoeyen geschreven door Gerbrandus Nicolai in 1638. Eén van de overgeleverde edities is in het bezit van het Rijksmuseum. Het Receptenboek om allerlei kleuren te verven, afkomstig van Haarlemse ververij bevat 900 pagina’s met verfrecepten en wordt bewaard in het Frans Hals Museum.

Een 17e-eeuws verfboekje toegeschreven aan Colbert uit 1671 Instruction génerale pour la teinture de laines et manufactures de laine de toutes couleurs geeft instructies hoe je wol moet verven. Voor de kleur rood worden voorbeelden genoemd van bon teints (kleurvaste verf) zoals Gobelins Scharlaken rood, karmozijnrood of meekraprood. Maar ook half-graine (half scharlaken) en half karmozijn. Daarnaast wordt cochenille scharlaken genoemd, ‘zoals geproduceerd in Holland’. Door de toevoeging van tin als beitsmiddel verkregen de Hollanders een bijzonder oranjerood, ook wel vuurrood genoemd.

Fig. 6. In het Leids archief ligt een monsterboek met stofstalen van Leids laken uit de periode 1661-1671. Hier zie je twee rode stoffen, genummerd 100 en 101 met de beschrijving van de kosten voor de verschillende bewerkingen voor de baal. Foto: Martine-Benot-Teunissen

Het 18e-eeuwse werk, de Art of Dying Wool, Silk and Cotton uit 1789 door Jean Hellot is online in te zien. Een uitgebreide instructie met 504 pagina’s over de kunst van het verven voor drie verschillende grondstoffen.

Fig. 7. Een pagina uit de inhoudsopgave van het boek: Art of Dying Wool, Silk and Cotton van Jean Hellot uit 1789

Fig. 8. Een detail van het schilderij van de Staalmeesters van Jan de Baen, 1675. De staalmeesters noteren in een monsterboek de aantekeningen over de kwaliteit van de baal stof en vergelijken die met monster-stalen die de juiste kleur aangeven. Museum de Lakenhal, Leiden inv. S12

Eerst rood en blauw en dan zwart of toch paars?

Verschillende onderzoekers en hobbyisten die experimentele archeologie uitoefenen hebben textiel met wede geverfd. Hier komen niet alleen blauwe kleuren tevoorschijn, maar ook paars, violet, grijs, grijsblauw, beige, bruin, roze, groen en groenblauw. De middeleeuwse blauwververs en zeker de ververs die vanaf de 16e eeuw met indigo werkten en met de toevoeging van metaalzouten, kenden het verfproces en de recepten en konden diepe kleuren blauw maken die nodig waren om ook weer zwart te verven. Bij hedendaagse experimenten zijn variaties in kleuren geverfd met wede groter dan bij het gebruik van indigo. 

Wedeballen werden tot het einde van de 16e eeuw op grote schaal gebruikt voor het verven van blauw (en zwart). Vanaf de 17e eeuw werd steeds vaker indigo gebruikt. Gebruikelijk bij het zwart verven van wol is dat er eerst blauw geverfd werd, dan rood. In fig. 8 van de Staalmeesters, is te zien dat de blauwe ondertoon van een staaltje wordt bekeken. Wanneer deze kleur donker genoeg was, dan werd deze goedgekeurd en kon doorgestuurd worden naar de roodververs. Het zwart wat hieruit voortkwam werd in de 16e eeuw in Antwerpen ‘meekrap zwart’ genoemd. Bij zijde verven waren de gilden regels wat soepeler, mogelijk omdat deze regelgeving uit de middeleeuwen stamde en zijde wat later op grotere schaal geverfd ging worden.

Een experiment

Tijdens een publieksevenement van Beleef het Verleden werd een experiment zijde verven uitgevoerd door Ellie Wout. Ze volgde een recept uit ’t Bouck van Wondre met een combinatie van meekrap en wede, indigo, brazielhout, els, galappel en kopersulfaat waarbij alle ingrediënten tegelijk in de ketel werden gedaan. Er werden twee soorten zijde geverfd: bombyx mori en wilde tussahzijde. Beide soorten kwamen paars en niet zwart uit de ketel. De tussahzijde was bovendien vervilt. Zwart verven, zelfs al volg je een historisch recept, bleek dus niet zo eenvoudig. Waarschijnlijk dat het rijpingsproces van de ingrediënten niet op de juiste wijze is toegepast. Door persoonlijke omstandigheden kon dit experiment helaas niet worden voortgezet. Toch is de kleur paars die uit dit eerste experiment voorkwam al een hele interessante uitkomst. Het was een kleur die eigenlijk vrij makkelijk verkregen was, een gegeven waardoor ik wat dieper in de toepassing van de paarse kleur in kleding ben gedoken. 

Fig. 9.a,b. Experimenten met twee soorten zijde: bombyx mori en wilde tussahzijde, die één verfbad in dezelfde verfketel hebben gekregen.

Vaak wordt paars geassocieerd met de kerk en het werd historisch gezien als een hele dure kleur. Dit idee komt voort uit de tijd dat Tyrisch paars of purper in de Romeinse tijd vaak voorbehouden was aan de keizer en tijdens de middeleeuwen aan de kerkelijke stand. Paars is typisch een kleur die je op basis van haar Romeinse geschiedenis en kerkelijk gebruik niet snel als modekleur zou verwachten. Toch werd paars in de 17e eeuw vaker gedragen buiten de kerk dan ik aanvankelijk gedacht had. Maria van Nesse schrijft diverse keren over paarse kledingstukken, en niet alleen voor zichzelf (een paarse kamelotte keurs (rok) of een paarse nachttabbaard), maar ook voor de lagere klassen. Zo noemt ze een paarse rok voor de dienstmeid en zelfs een schort dat van een paarse Luikse saaien stof werd gemaakt. Ook in de 16e -eeuwse boedel van kleermaker Jan Douwes uit Leeuwarden kwam Engels laken in moryet (donkerpaars) voor. Op tekeningen van Adriaen van de Venne die goed bewaard zijn gebleven in een album, is ook paarse kleding te zien.

Fig. 10. Adriaen van de Venne, 1620-1626. Drie visvrouwen zijn afgebeeld, waarvan de voorste met paarse rok en blauw schort. Het album waar deze prenten van Nederlandse school inzaten heeft zeer goed bewaarde kleuren. British Museum, 1978,0624.42.87. Foto's: Martine Benot-Teunisssen

Achter een gekleurd stuk textiel schuilt dus een hele wereld van grondstoffen, ambachtslieden, diverse verf-processen die al dan niet geheim werden gehouden binnen gilden of gedeeld in publicaties en conventies over welke kleuren in de mode waren. Als je dan terugkijkt naar de in het begin getoonde archeologische vondsten waarin na al die jaren in de grond nog kleuren en verfresten zichtbaar zijn, dan geeft het mij extra waardering voor het vakmanschap en de bijzonderheid dat dit voor het nageslacht, onbedoeld, bewaard is gebleven.

Fig. 11. Voorkant van het boek Textiel uit Hollandse bodem.

Meer weten over archeologisch textiel? Het boek Textiel uit Hollandse bodem - Archeologische vondsten uit de 17e en 18e eeuw is nu te koop.

Header: Fig. 3. Vondst: WLO-141, ruwe geverfde zijde gevonden bij het Waterlooplein, 1700-1900. Vroeger lag hier de Leprozengracht met in de omgeving verschillende zijdeververijen en de Verversgracht. Foto: Martine Benot-Teunissen.

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie